ECLI:NL:RBLIM:2018:12491

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
C/03/248769/HARK 18-107
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele procedure met betrekking tot objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 15 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van twee rechters, mrs. R.M.M. Kleijkers en M.J.M. Goessen, door ProfiWork Personeelsdiensten B.V. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een opmerking van mr. Goessen tijdens een zitting op 4 april 2018, die volgens verzoekster de schijn van partijdigheid wekte. Verzoekster stelde dat de opmerking van mr. Goessen, dat 'je krijgt niet altijd alles wat je wilt', impliceerde dat het oordeel al vaststond. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was voor mr. R.A.J. van Leeuwen, maar dat er wel een objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid kon worden afgeleid uit de opmerking van mr. Goessen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking van mr. Goessen moest worden toegewezen, terwijl het verzoek tot wraking van mr. Kleijkers werd afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummers:
C/03/248769 HA RK 18-107
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
ProfiWork Personeelsdiensten B.V.,
gevestigd te Sittard aan de Rijksweg Zuid 27,
vertegenwoordigd door haar directeur [naam directeur verzoekster] ,
verzoekster,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
mrs. R.M.M. Kleijkers, M.J.M. Goessen en E. van Unen,rechters in de rechtbank Limburg (hierna ook te noemen: de rechters).

1.Het procesverloop

Op 4 april 2018 hebben de genoemde rechters als wrakingskamer (verder ook: eerste wrakingskamer) zitting gehouden en het door verzoekster ingediende verzoek tot wraking van mr. R.A.J. van Leeuwen behandeld.
Bij brief van 10 april 2018 heeft verzoekster de rechters gewraakt.
Mr. Van Unen heeft in het verzoek tot wraking berust. Mrs. Kleijkers en Goessen hebben niet berust. Mr. Kleijkers heeft verklaard ter zitting te reageren op het verzoek tot wraking en mr. Goessen heeft schriftelijk en ter zitting gereageerd.
Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer is behandeld op 11 juni 2018. Gehoord zijn [naam directeur verzoekster] , namens verzoekster en mr. Kleijkers en mr. Goessen.

2.Standpunt verzoekster

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat mr. Goessen ter zitting een opmerking heeft gemaakt (“je krijgt niet altijd alles wat je wilt”) waaruit verzoekster heeft begrepen dat het oordeel op voorhand al vaststond. Bovendien heeft mr. Goessen naar de mening van verzoekster de schijn van partijdigheid gewekt met zijn opmerking dat te zijner tijd wel in het proces-verbaal te lezen zou zijn dat met alle ingebrachte processtukken rekening zou zijn gehouden, terwijl mr. Goessen de inhoud van het proces-verbaal op dat moment niet kende. Dat standpunt van vooringenomenheid werd naar de mening van verzoekster
ondersteund door de beslissing van de (voorzitter van de) wrakingskamer het proces-verbaal van de zitting van mr. Van Leeuwen van 7 februari 2018 niet op te eisen.

3.Standpunt rechters

Mr. Goessen stelt dat verzoekster het verzoek tot wraking niet heeft ingediend zodra de feiten of omstandigheden die tot wraking hebben geleid zich hebben voorgedaan en dat het verzoek op die grond niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verder heeft mr. Goessen aangegeven dat hij met zijn opmerking geenszins de bedoeling heeft gehad vooruit te lopen op een door de wrakingskamer te nemen beslissing op het verzoek tot wraking omdat het slechts een constatering betrof over hoe het leven nu eenmaal in elkaar zit.
Mr. Kleijkers heeft aangegeven dat aan het begin van de procedure weliswaar met een standaardbrief het proces-verbaal van de zitting van 7 februari 2018 is opgevraagd, maar dat hij vervolgens reden zag op afgifte daarvan niet verder aan te dringen. Die reden is erin gelegen dat de inhoud van het proces-verbaal voor de beoordeling door de eerste wrakingskamer niet van belang was omdat de wrakingsgrond niet was gelegen in de behandeling van de zitting maar in hetgeen daarna is gebeurd, meer in het bijzonder het niet (tijdig) verstrekken van het proces-verbaal van de zitting van 7 februari 2018

4.De beoordeling

Gezien de berusting door mr. Van Unen beperkt het verzoek tot wraking zich tot mrs. Kleijkers en Goessen. Voor zover in het hiernavolgende sprake is van de rechters, betreft dat deze twee rechters.
In artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
In artikel 37, eerste lid, Rv is bepaald dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het tweede lid van artikel 37 Rv bepaalt dat het verzoek tot wraking schriftelijk en gemotiveerd moet worden gedaan. Ingevolge het derde lid van dit artikel is de verzoeker tot wraking verplicht alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn verzoek brengen, tegelijk voor te dragen.
Ontvankelijkheid
Voordat de wrakingskamer kan toekomen aan de beoordeling van de vraag of de vrees voor vooringenomenheid van de rechter(s) onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd kan worden geacht, dient in verband met de ontvankelijkheid te worden bezien of het verzoek tijdig is ingediend.
Hoewel het wrakingsverzoek zes dagen na de zitting is ingediend, terwijl de wrakingsgrond een opmerking op die zitting betreft, is de wrakingskamer van oordeel dat – gelet op de omstandigheden – het verzoek niet zodanig laat is ingediend dat het op die grond voor niet-ontvankelijk verklaring in aanmerking zou moeten komen. Die omstandigheden zijn erin gelegen dat verzoekster, als leek, goed (en dus enige tijd) wilde nadenken over de vraag of zij, in het kader van een tweede verzoek om wraking van mr. Van Leeuwen, er ook nog toe zou overgaan (zelfs) de wrakingskamer te wraken.
Inhoudelijk
Het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen is gebaseerd op het feit dat verzoeksters verzoek om afgifte van het proces-verbaal van de zitting van 7 februari 2018 niet is gehonoreerd. Ter zitting van de eerste wrakingskamer op 4 april 2018 is gesproken over (de redenen voor) de wens van verzoekster om voorafgaand aan het vonnis te beschikken over dat proces-verbaal. De wrakingskamer is van oordeel dat in die omstandigheden - tegen de achtergrond van het uitdrukkelijke verzoek van verzoekster om te beschikken over dat proces-verbaal – uit de uitlating van mr. Goessen (“je krijgt niet altijd alles wat je wilt”) , een objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid of vooringenomenheid kan worden afgeleid. Hieruit volgt dat het verzoek tot wraking van mr. Goessen dient te worden toegewezen.
De wrakingskamer vermag niet in te zien hoe de beslissing van de (voorzitter van de) eerste wrakingskamer om niet aan te dringen op afgifte van het proces-verbaal, heeft geleid tot objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid of vooringenomenheid. Het onderwerp voor de eerste wrakingskamer was immers de weigering van afgifte van het proces-verbaal van de zitting door de gewraakte rechter en niet de gang van zaken op die zitting zelf.
Het verzoek tot wraking van mr. Kleijkers dient dan ook te worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van mr. M.J.M. Goessen toe en wijst het verzoek tot wraking van mr. R.M.M. Kleijkers af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs (voorzitter), mr. W.Th.M. Raab en mr. M.A. Teeuwissen, leden, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.