ECLI:NL:RBLIM:2018:12490

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
C.03 / 252461 / HARK 18-177
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking na einduitspraak in bestuursrechtelijke procedure

Op 5 juli 2018 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter in de rechtbank Limburg. Dit verzoek volgde op een uitspraak die de rechter op 7 juni 2018 had gedaan in een bestuursrechtelijke procedure, waarbij de uitspraak zonder zitting was gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer van de rechtbank Limburg heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking is ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak. Volgens het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg kan een verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting worden afgewezen als het verzoek is ingediend na de einduitspraak. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoeker geen wrakingsverzoek kan indienen tegen de rechter die de einduitspraak heeft gedaan, omdat deze rechter niet meer betrokken is bij de procedure na de uitspraak. Het verzoek tot wraking van mr. Derks-Voncken is daarom afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 juli 2018 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond Wrakingskamer
Zaaknummer: 03/252461 / HA RK 18-177
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken van 17 juli 2018
op het op 5 juli 2018 ingediende verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] , verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter in de rechtbank Limburg, hierna genoemd: de rechter.

De beoordeling van het verzoek

De wrakingskamer stelt vast dat het onderhavige verzoek is ingediend op 5 juli 2018. Het verzoek heeft betrekking op een bestuursrechtelijke procedure, waarin de rechter op 7 juni 2018 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), derhalve zonder een behandeling ter zitting, uitspraak heeft gedaan. Uit de formulering van het wrakingsverzoek blijkt dat verzoeker tegen die uitspraak verzet heeft aangetekend.
In artikel 9.1, aanhef en onder c, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank Limburg bij besluit van 15 november 2017, is bepaald dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking wegens kennelijke niet ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan.
De strekking hiervan is dat alleen ten aanzien van de behandelend rechter een verzoek tot wraking kan worden ingediend.
Nu het verzoek is ingediend op een tijdstip gelegen nadat in de hoofdzaak een einduitspraak is gewezen, zal de wrakingskamer het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid afwijzen. Daar doet niet aan af dat verzoeker tegen de betreffende uitspraak verzet heeft aangetekend, nu de rechter op grond van artikel 8:55, zesde lid, van de Awb niet bij de behandeling van het verzet wordt betrokken. Ook bij een eventuele gegrondverklaring van het verzet zal de rechter geen verdere bemoeienis met de procedure van verzoeker hebben. De rechter ten aanzien van wie verzoeker een verzoek tot wraking heeft ingediend is derhalve geen behandelend rechter meer.
Dat betekent dat het verzoek tot wraking van mr. Derks-Voncken voor kennelijk niet­ ontvankelijk dient te worden gehouden.
Zaaknummer: 03/252461 / HA RK 18-177 pagina 2

De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid af.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. J.W. Rijksen en M.J.M. Goessen, leden, en in tegenwoordigheid van de griffier P.J.C. Hendriks in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.mr.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.