ECLI:NL:RBLIM:2018:12487

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
C.03 / 249728 / HARK 18-115
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindvonnis

Op 14 mei 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoekster, ingediend op 3 mei 2018. Het verzoek was gericht tegen mr. A.H.M.J.F. Piëtte, rechter in de rechtbank Limburg, en was ingediend in het kader van een civiele procedure waarin de verzoekster als gedaagde was betrokken. De rechter had in deze procedure op 25 april 2018 een eindvonnis gewezen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking is ingediend na het moment waarop de einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan. Volgens artikel 9.1 onder c van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, kan een verzoek tot wraking dat na de einduitspraak is ingediend, zonder behandeling ter zitting worden afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De wrakingskamer heeft deze bepaling toegepast en het verzoek om wraking afgewezen.

De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. R.M.M. Kleijkers, en de leden, mr. M.B.T.G. Steeghs, in aanwezigheid van de griffier P.J.C. Hendriks. De afwijzing van het wrakingsverzoek is daarmee definitief, en de verzoekster heeft geen mogelijkheid meer om het verzoek opnieuw in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 249728 HA RK 18-115
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken van 14 mei 2018
op het op 3 mei 2018 ingediende verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats verzoekster] , [adres verzoekster] ,
verzoekster
strekkende tot wraking van mr. A.H.M.J.F. Piëtte, rechter in de rechtbank Limburg, hierna genoemd: de rechter.
De rechter heeft niet in het wrakingsverzoek berust.

De beoordeling van het verzoek

De wrakingskamer stelt vast dat het onderhavige verzoek is ingediend op 3 mei 2018. Het verzoek heeft betrekking op een civiele procedure, waarin verzoekster als gedaagde betrokken is geweest. De rechter heeft in de betreffende procedure op 25 april 2018 een eindvonnis gewezen.
In artikel 9.1. onder c van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank Limburg bij besluit van 15 november 2017, is bepaald dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking wegens kennelijke niet ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan.
Nu het verzoek is ingediend op een tijdstip gelegen nadat in de hoofdzaak een eindvonnis is gewezen, zal de wrakingskamer het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid afwijzen.

De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. en mr. M.B.T.G. Steeghs, leden en in tegenwoordigheid van de griffier P.J.C. Hendriks in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018.
type: ph