ECLI:NL:RBLIM:2018:12485

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
C.03 / 249975 / HARK 18-118
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek na einduitspraak in bestuursrechtelijke procedure

Op 24 mei 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker op 9 mei 2018, na een einduitspraak door de rechter op 29 maart 2018 in een bestuursrechtelijke procedure. De rechter had in die procedure uitspraak gedaan zonder behandeling ter zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet ontvankelijk was, omdat het was ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit is in overeenstemming met artikel 9.1, aanhef en onder c, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking na de einduitspraak niet meer in behandeling kan worden genomen. De wrakingskamer benadrukte dat het indienen van verzet tegen de einduitspraak niet van invloed was op de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek, aangezien de rechter niet betrokken wordt bij de behandeling van het verzet. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 03/249975 / HA RK 18-118
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken van 24 mei 2018
op het op 9 mei 2018 ingediende verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. K.M.P. Jacobs, rechter in de rechtbank Limburg, hierna genoemd: de rechter.
De rechter heeft niet in het wrakingsverzoek berust.

De beoordeling van het verzoek

De wrakingskamer stelt vast dat het onderhavige verzoek is ingediend op 9 mei 2018. Het verzoek heeft betrekking op een bestuursrechtelijke procedure, waarin de rechter op 29 maart 2018 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), derhalve zonder een behandeling ter zitting, uitspraak heeft gedaan. Uit de bij het wrakingsverzoek gevoegde stukken blijkt dat verzoeker tegen die uitspraak verzet heeft aangetekend.
In artikel 9.1, aanhef en onder c, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank Limburg bij besluit van 15 november 2017, is bepaald dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking wegens kennelijke niet ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan.
Nu het verzoek is ingediend op een tijdstip gelegen nadat in de hoofdzaak een einduitspraak is gewezen, zal de wrakingskamer het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid afwijzen. Daar doet niet aan af dat verzoeker tegen de betreffende uitspraak verzet heeft aangetekend, nu de rechter op grond van artikel 8:55, zesde lid, van de Awb niet bij de behandeling van het verzet wordt betrokken. Ook bij een eventuele gegrondverklaring van het verzet zal de rechter geen verdere bemoeienis met de procedure van verzoeker hebben.

De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter, mr. T.M. Schelfhout en mr. J.W. Rijksen, leden, en in tegenwoordigheid van de griffier P.J.C. Hendriks in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2018.
type: ph
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.