ECLI:NL:RBLIM:2018:12476

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
C.03 / 246200 / HARK 18-28
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van een rechter in strafzaken wegens vermeende vooringenomenheid

Op 20 februari 2018 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een beslissing genomen op het verzoek van rechter mr. V.P. van Deventer tot zijn verschoning in verschillende strafzaken. Dit verzoek volgde na kritische opmerkingen van de raadsman van de belanghebbende tijdens een zitting op 5 februari 2018, waarin de raadsman de wijze van ondervraging door de rechter ter discussie stelde. De rechter vreesde dat, indien hij zijn ondervragingstechniek zou aanpassen, hij niet voldoende aan waarheidsvinding zou kunnen doen, wat zijn onpartijdigheid zou kunnen schaden. De rechtbank oordeelde dat de rechter terecht om zijn verschoning vroeg, omdat het in strijd zou zijn met de goede procesorde om een rechter die twijfels heeft over zijn onpartijdigheid, te belasten met de verdere behandeling van de zaken. De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning toegewezen en de beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Verschoningskamer
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 246200 \ HARK 18-28
Beslissing van 20 februari 2018
op het verzoek van
mr. V.P. van Deventer
rechter in de rechtbank Limburg (hierna: de rechter),
strekkende tot zijn verschoning in de strafzaken met parketnummers [cijferreeks 1] , [cijferreeks 2] en [cijferreeks 3] tegen
[belanghebbende] (hierna: belanghebbende),
raadsman: mr. M.F.M. Geeratz.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij brief van 6 februari 2018 heeft de rechter een verzoek gedaan strekkende tot zijn verschoning in de hierboven genoemde strafzaken, in welke zaken de rechter lid is van de meervoudige strafkamer.
1.2.
De raadsman van belanghebbende en het Openbaar Ministerie zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten omtrent het onderhavige verschoningsverzoek. Zowel de raadsman als het Openbaar Ministerie hebben een schriftelijke reactie gegeven. Zij verzetten zich niet tegen inwilliging van het verzoek.
1.3.
Gelet op het feit dat alle betrokken partijen in de gelegenheid zijn geweest zich uit te laten over het verzoek en gezien de ontvangen reacties acht de rechtbank een mondelinge behandeling van het verzoek niet noodzakelijk en is de beslissing op het verzoek bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1.
De rechter heeft verzocht zich te mogen verschonen, omdat de raadsman van belanghebbende zich ter zitting van 5 februari 2018 kritisch heeft uitgelaten omtrent de wijze van ondervraging door de rechter. De raadsman heeft de rechter tijdens de zitting verweten dat hij zich niet bezig zou houden met waarheidsvinding en er louter op uit zou zijn om belanghebbende “op woorden te vangen”.
2.2.
De rechter is de mening toegedaan dat indien hij zijn wijze van bevraging zou aanpassen, hij onvoldoende aan waarheidsvinding kan doen. Daarmee zou zijn rechterlijke onpartijdigheid ten faveure van belanghebbende zijn geschonden. Ingeval de rechter zijn wijze van bevraging niet zou aanpassen, zou dit in de ogen van de verdediging niets anders zijn dan een continuering van onwaardige woordspelletjes gericht op het vangen van belanghebbende op woorden. Daarmee zou de rechter de schijn van vooringenomenheid tegen belanghebbende op zich laden.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.
3.2.
De rechtbank komt gelet op hetgeen de rechter, zoals hierboven weergegeven, aan zijn verzoek tot verschoning ten grondslag heeft gelegd tot het oordeel dat de rechter het verzoek terecht heeft ingediend. Het zou in strijd met de goede (straf-)procesorde en ook niet in het belang van belanghebbende zijn om een rechter die zelf gemotiveerde twijfels heeft of hij de strafzaken, gelet op hetgeen is voorgevallen tussen hem en de raadsman van belanghebbende, onbevooroordeeld kan behandelen en die daarom verzocht heeft zich te mogen verschonen, te belasten met de verdere afdoening van de zaken. Om schijn van partijdigheid te voorkomen zal de rechtbank het verzoek tot verschoning toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
staat de rechter toe zich te verschonen in de onderhavige strafzaken;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de rechter, belanghebbende, diens raadsman en het Openbaar Ministerie.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, voorzitter en mr. J.W. Rijksen en mr. W.Th.M. Raab, leden, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2018 in tegenwoordigheid van P.J.C. Hendriks, griffier.
type: ph
coll:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.