In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap VIVADA PROPERTIES III B.V. en meerdere gedaagden. VIVADA, vertegenwoordigd door mr. E. Doornbos, vorderde ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde door de gedaagden. De gedaagden, waarvan er één niet verschenen was, hebben geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij sub 3 verstek heeft laten verlenen, omdat deze niet op de dagvaarding heeft gereageerd.
Daarnaast heeft een tussenkomende partij verzocht om in de procedure te mogen tussenkomen, omdat hij stelt dat hij partij is in de huurovereenkomst en niet de thans gedagvaarde gedaagden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tussenkomende partij een voldoende belang heeft om tussen te komen, aangezien de vordering van VIVADA tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming nadelige gevolgen voor hem kan hebben. De vordering tot tussenkomst is dan ook toegewezen.
De proceskosten van het incident zijn aangehouden tot het eindvonnis. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord aan de zijde van de tussenkomende partij, waarbij de verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Rijksen.