Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisende partijen sub 1 en 2] c.s.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderden twee besloten vennootschappen (hierna: eisende partijen) betaling van een geldsom van een gedaagde partij, die tevens directeur en enig aandeelhouder was van een gefailleerde vennootschap. De eisende partijen hadden een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de gefailleerde vennootschap, waarbij de gedaagde partij zich hoofdelijk aansprakelijk had verklaard voor de verplichtingen van deze vennootschap. De eisende partijen sommeerden de gedaagde partij tot betaling van openstaande drankenleveranties en eisten daarnaast een contractuele boete wegens schending van de samenwerkingsovereenkomst. De gedaagde partij betwistte de verschuldigdheid van de boete en de eigendom van de apparatuur die in de horecagelegenheid werd gebruikt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde partij de vordering tot betaling van de achterstallige drankenleveranties van € 24.500,82 inclusief btw niet had betwist, en dat er geen onaanvaardbaar restitutierisico was. Daarom werd deze vordering toegewezen, inclusief de contractuele rente. Echter, de vordering tot betaling van de contractuele boete werd afgewezen, omdat de gedaagde partij gemotiveerd had betwist dat er sprake was van een schending van de overeenkomst. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 29 oktober 2018.