Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Stichting [verzoekster] , gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoekster,
de heffingsambtenaar van de gemeente Stein, verweerders (hierna ook in enkelvoud: verweerder).
Rechtbank Limburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 28 december 2018, wordt de vraag behandeld of er in het kader van de proceskostenvergoeding in beroep sprake is van één zaak. De rechtbank oordeelt dat artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zowel van toepassing is op de bezwaar- als de beroepsfase. Dit betekent dat, net als in de bezwaarfase, ook in de beroepsfase sprake kan zijn van één bezwaar indien dit gericht is tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten. De rechtbank verwijst naar een eerder arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013, waarin deze analoge toepassing werd bevestigd.
In deze zaak heeft verzoekster, een stichting, bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarden van onroerende zaken in de gemeenten Sittard-Geleen en Stein. Na een uitspraak op bezwaar heeft verzoekster beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank overweegt dat, hoewel er meerdere onroerende zaken zijn, de proceshandelingen van de gemachtigde in beginsel per gemeente dienen te worden berekend. De rechtbank komt tot de conclusie dat voor de onroerende zaak in Sittard één punt en voor de onroerende zaken in Stein eveneens één punt dient te worden toegekend.
De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand vast op € 1.002,- en de vergoeding voor taxatierapporten op € 3.194,40. Uiteindelijk veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten tot een totaalbedrag van € 4.196,40, te betalen aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 28 december 2018 en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden bestreden.