In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 12 december 2018 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F.M. Sondeijker, verzocht de rechtbank om een Begeleide Omgangsregeling (BOR) vast te stellen, omdat de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.M.A. Jegers, niet meewerkte aan de eerder vastgestelde omgangsregeling. De rechtbank had eerder op 10 juli 2018 een beschikking gegeven, maar de moeder had in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet meewerkte aan de BOR, wat de omgang tussen de vader en de kinderen frustreerde. De rechtbank heeft de moeder nu verplicht om mee te werken aan de BOR en heeft een dwangsom van € 250,- per keer opgelegd, met een maximum van € 5.000,-, voor het geval zij niet aan de regeling voldoet. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de BOR snel van start gaat om verdere vertraging in het herstel van de contacten tussen de vader en zijn kinderen te voorkomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder verplicht is om aan de BOR mee te werken, ongeacht het hoger beroep dat zij heeft ingesteld.