ECLI:NL:RBLIM:2018:12045

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
03/700367-17, 03/866244-16, 03/033630-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontucht, schennis van de eerbaarheid en mishandeling van minderjarigen

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder ontucht met minderjarigen, schennis van de eerbaarheid en mishandeling. De verdachte heeft met ontuchtig oogmerk meerdere meisjes jonger dan 16 jaar ertoe bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op openbare plaatsen en mishandeling van een van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten grotendeels heeft bekend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling bij FPP de Horst. De rechtbank heeft de nadruk gelegd op de noodzaak van behandeling van de verdachte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen, in plaats van enkel te focussen op bestraffing.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de benadeelde partijen geen geestelijk letsel hadden opgelopen als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak en heeft de verdachte in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt te verdedigen. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers heeft meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700367-17, 03/866244-16, 03/033630-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J. Lemmen, advocaat kantoorhoudende te Heythuysen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 november 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/700367-17
1. een viertal personen, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen;
2. zich in het openbaar meermalen schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid.
parketnummer: 03/033630-17
1. zich in het openbaar schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid;
2. [slachtoffer 5] heeft mishandeld door haar te slaan.
parketnummer: 03/866244-16
zich in het openbaar schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid.
.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen op grond van de aangiften, de getuigenverklaringen en de (deels) bekennende verklaringen van verdachte, afgelegd tegenover ambtenaren van de politie en ter terechtzitting tegenover de rechtbank.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht eveneens de onder de parketnummers 03/700367-17 en 03/033630-17 ten laste gelegde feiten bewezen. Ten aanzien van het onder parketnummer 03/866244-16 ten laste gelegde feit is de raadsman van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken: de verdachte ontkent en had toen kennelijk niet de intentie om zijn geslachtsdeel te exhibitioneren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien.
Ten aanzien van het onder 1. en en onder 2. in de dagvaarding onder parketnummer 03/700367-17 aan de verdachte tenlastegelegde:
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , namens [slachtoffer 1] [2] ;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [3] ;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] [4]
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] [5] ;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] [6]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [slachtoffer 4] [7] ;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] [8] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting [9] .
Ten aanzien van het onder 1. en onder 2. in de dagvaarding onder parketnummer 03/033630-17 aan de verdachte tenlastegelegde:
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft verklaard [10] , zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2017 om 03.40 uur bevond ik mij op de Markt te Sittard, binnen de gemeente Sittard-Geleen. Ik zag dat er een man kwam aangelopen die zijn broek liet zakken en zijn piemel tevoorschijn haalde. De man stond naar mij toegedraaid. Ik zag dat de man dit meerdere keren deed. Ik zag dat de man dichter naar mij toe kwam gelopen en heel dicht tegen mij aan ging staan. Plots zag en voelde ik dat de man mij op mijn neus sloeg. Ik voelde op dat moment pijn aan mijn neus. Na het incident kwamen de beveiligers aangelopen en zij hebben de man aangehouden. De politie heeft de man daarna meegenomen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard [11] , zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2017 omstreeks 03.30 uur was ik op de Markt te Sittard. Ik was samen met mijn vriendin [slachtoffer 5] . Toen wij naar onze fietsen liepen, kwam er plotseling een man aangelopen. Ik zag dat hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde. Ik zag dat hij met zijn geslachtsdeel zwaaide. Vervolgens maakte hij met zijn vuist een krachtige slaande beweging richting het hoofd van mijn vriendin [slachtoffer 5] .
Getuige [getuige 2] heeft op 25 februari 2017 te 11.45 uur verklaard [12] , zakelijk weergegeven:
Afgelopen nacht was ik samen met enkele vriendinnen en mijn zus [slachtoffer 5] op De Markt te Sittard. Omstreeks 04.00 uur zag ik dat een vreemde man bij mijn zus stond die zijn geslachtsdeel uit zijn broek had hangen. Ik zag dat hij op een gegeven moment naar mij toe wilde komen met zijn lid nog uit zijn broek. Op dat moment zag ik dat mijn zus die man weg duwde van mij. Meteen daarop zag ik dat die man uithaalde en mijn zus met een vuist tegen haar gezicht sloeg.
Getuige [getuige 3] heeft op 25 februari 2017 te 10.05 uur verklaard [13] , zakelijk weergegeven:
Afgelopen nacht, omstreeks 04.00 uur, was ik met enkele vriendinnen op De Markt te Sittard. Op een gegeven moment zag ik een vreemde man bij een van mijn vriendinnen staan. Ik zag dat deze man zijn geslachtsdeel uit zijn broek had gehaald. Ik zag dat mijn vriendin de man wegduwde. Daarna zag ik dat die man mijn vriendin met een vuist tegen haar hoofd sloeg en haar raakte. Hij had haar tegen haar gezicht en neus geslagen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, zakelijk weergegeven [14] :
Op 25 februari 2017 was ik omstreeks 03.30 op De Markt te Sittard aanwezig.
Ten aanzien van het in de dagvaarding onder parketnummer 03/866244-16 aan de verdachte tenlastegelegde:
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard [15] , zakelijk weergeven:
Ik ben werkzaam bij het Zuyderland ziekenhuis op het Dr. H. van der Hoffplein 1 te Geleen. Links naast het Zuyderland ziekenhuis is een park gelegen. Op 8 juni 2016 omstreeks 16.00 uur was ik klaar met mijn dienst en ben ik met mijn fiets langs de hoofdingang van het ziekenhuis het park in gefietst. Na ongeveer 30 meter staat aan de rechterzijde een bankje. Ik zag een man zitten met ontbloot bovenlijf. Ik ben langs deze man gefietst. Ik hoorde deze man ‘hoi’ zeggen. Ik keek naar de man. Ik zag dat deze man zijn broek op zijn enkels droeg en zijn geslachtsdeel in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij zichzelf aan het bevredigen was. Ik schrok hiervan. Ik ben een paar meter verder gefietst en ben om de bocht gestopt en heb weer gekeken. Ik zag dat de man mij aankeek, zwaaide en nog steeds zichzelf aan het bevredigen was.
Verdachte heeft ter zitting verklaard [16] , zakelijk weergegeven:
Op 8 juni 2016 bevond ik mij omstreeks 16.00 uur in het park nabij het Zuyderland ziekenhuis op het Dr. Van der Hoffplein te Geleen. Ik zat toen op een bankje met ontbloot bovenlijf. Mijn broek had ik omlaag gedaan. Ik had mijn broek nog omlaag toen een vrouw op een fiets voorbij fietste. Toen deze vrouw voorbij fietste zei ik ‘hoi’, waarna de vrouw naar mij keek.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
parketnummer 03/700367-17
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 16 juni 2017 tot en met 5 juli 2017 te Geleen en Sittard een persoon van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 2] 2002) en [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 2] 2002), met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen door:
- zijn (stijve) geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en aan andere personen te tonen en
- zichtbaar voor en in het bijzijn van die [slachtoffer 3] en andere personen, zichzelf
af te trekken/te bevredigen en zijn geslachtsdeel te betasten en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en andere personen, de woorden toe te voegen: "Wil je me pijpen?" en/of "Wil je met me spelen?";
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 16 juni 2017 tot en met 6 juli 2017 te Sittard en Geleen de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer
bestemd, te weten: aan de Milaanstraat in Sittard en aan de Lintjensweg in Geleen en aan de Geleenderveldweg in Geleen en op de Daniken in Geleen, door zich met ontbloot geslachtsdeel in de genoemde plaatsen te bevinden;
parketnummer: 03/033630-17
1.
op 25 februari 2017 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten: De Markt, door zijn geslachtsdeel (penis) te tonen;
2.
op 25 februari 2017 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze te slaan;
parketnummer: 03/866244-16
hij op 8 juni 2016 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten: Dr. H. van der Hoffplein, door zijn broek en onderbroek naar beneden te doen en zijn geslachtsdeel te ontbloten en vast te pakken en vast te houden en te masturberen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen in de dagvaarding onder parketnummer 03/700367-17 onder 1. of onder 2., in de dagvaarding onder parketnummer: 03/033630-17 onder 1. of onder 2. of in de dagvaarding onder parketnummer: 03/866244-16 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/700367-17
feit 1: met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd;
feit 2: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd;
parketnummer 03/033630-17
feit 1: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd;
feit 2: mishandeling
parketnummer 03/866244-16
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de strafbare feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 184 dagen, waarvan 180 voorwaardelijk
, met aftreken met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een (voortzetting van) ambulante behandeling en het verrichten van een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht op grond van het tijdsverloop een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen te zwaar en bepleit een mildere straf. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf is de raadsman van oordeel dat de verdachte weliswaar in de gelegenheid is om een taakstraf te verrichten, maar dat de omvang van deze taakstraf - 240 uren - zich moeilijk laat combineren met het werk (ploegendienst) van de verdachte, bezien in combinatie met de behandeling bij de forensisch psychiatrische polikliniek De Horst.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft meerdere meisjes, die de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt, genoodzaakt getuige te zijn van seksuele handelingen en hij heeft zich meerdere keren schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Daarnaast heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling. De rechtbank acht dit ernstige feiten. Ernstig, omdat de slachtoffers allemaal jonge meisjes zijn, die op een openbare plaats onverhoeds met zijn seksueel afwijkend en aanstootgevend gedrag geconfronteerd werden. Uit de door de slachtoffers ingediende formulieren, waarin zij de schade met feiten onderbouwen, blijkt dat de bewezenverklaarde strafbare feiten veel impact op de jeugdige slachtoffers hebben gehad en nog hebben. De slachtoffers zijn geschrokken en hebben aan het gebeuren veelal gevoelens van angst en onveiligheid overgehouden.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 24 oktober 2018 blijkt dat verdachte in het verleden vaker ter zake van (pedo)seksuele delicten en geweld is veroordeeld.
De reclassering heeft meerdere rapporten over de persoon van verdachte uitgebracht. Uit het meest recente rapport, gedateerd op 14 november 2018, blijkt dat de reclassering het risico op recidive hoog inschat. De drang van de verdachtes tot exhibitie is groot en staat los van het wel of niet hebben van een seksuele relatie of andersoortige seksuele activiteiten. De verdachte is gepreoccupeerd met seks. Er kan worden gesproken van een duidelijk patroon van zedendelicten en, zij het in mindere mate, van geweldsdelicten. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij met zijn seksueel gedrag bewust de grenzen opzoekt en soms daarover gaat en de (pedo)seksuele delicten hem “
een kick” geven.
De verdachte heeft bij de reclassering en ter terechtzitting verklaard dat hij wil stoppen met het plegen van seksuele delicten, dat hij geholpen wil worden en dat hij hoopt voortaan de drang om zich te exhibitioneren te weerstaan. De verdachte wordt sinds november 2017 behandeld en neemt deel aan een groepsbehandeling bij de FPP De Horst te Maastricht. Hij meent dat hij daar al veel heeft geleerd. Ook de omstandigheid dat hij met anderen over zijn seksueel gedrag kan praten, doet hem goed.
De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat de verdachte dringend behandeling behoeft en dat de reeds ingezette behandeling bij FPP De Horst voortgezet dient te worden. De verdachte ziet dat zelf ook in. De rechtbank zal daarom, naast het opleggen van een meldplicht, ook een (voortzetting van) ambulante behandeling bij FPP De Horst (of soortgelijke instelling) als bijzondere voorwaarde aan het gedrag van de verdachte stellen.
De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat de ernst en het aantal bewezenverklaarde strafbare feiten, een stevige strafrechtelijke reactie rechtvaardigen. De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen in combinatie met een maximale taakstraf voor de duur van 240 uur acht de rechtbank evenwel te zwaar. De rechtbank is van oordeel dat het accent minder bij de bestraffing van de verdachte dient te liggen, maar meer bij zijn behandeling ter voorkoming van het opnieuw begaan van strafbare feiten. De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde straffen met mate toepassen en aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en (voortzetting van) de ambulante behandeling. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Anders dan door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde bijzondere voorwaarden bevelen, aangezien niet wordt voldaan aan het gestelde vereiste als bedoeld in artikel 14e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met andersoortige sancties dan voormelde sanctie, welke een (voorwaardelijke)vrijheidsbeneming met zich brengt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [slachtoffer 5] heeft zich door haar vordering tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 275,00 ter zake het onder 1. en onder 2. aan de verdachte in de dagvaarding onder parketnummer 03/033630-17 tenlastegelegde in het strafgeding gevoegd.
De benadeelde [slachtoffer 4] heeft zich door haar vordering tot een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 ter zake het onder 1. aan de verdachte in de dagvaarding onder parketnummer 03/700367-17 tenlastegelegde in het strafgeding gevoegd.
De benadeelde [aangever 5] heeft zich door haar vordering tot een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 250,00 ter zake het onder 2. aan de verdachte in de dagvaarding onder parketnummer 03/700367-17 tenlastegelegde gevoegd in het strafgeding.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 4] en [aangever 5] geconcludeerd tot referte aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot algehele toewijzing daarvan.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er door de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [aangever 5] voor eenzelfde gebeurtenis verschillende immateriële vergoedingen van schade vorderen. De raadsman voert verweer tegen de hoogte van de vorderingen; hij acht toewijzing van een immateriële schadevergoedingsbedrag van € 250,00 aan elk van de benadeelden billijk.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 5] .
De rechtbank is van oordeel dat aan [slachtoffer 5] rechtstreekse schade is toegebracht door het onder 2. In de dagvaarding onder parketnummer 03/033630-17 tenlastegelegde en bewezenverklaarde strafbare feit (mishandeling). De rechtbank stelt de hoogte van de schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast op een schadebedrag van € 100,00 voor de klap op de neus. Zij zal dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 25 februari 2017. De rechtbank zal ambtshalve tevens de voor datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het van belang acht dat deze schade door de verdachte zal worden vergoed.
De rechtbank zal de vordering voor al het overige afwijzen, nu naar het oordeel van de rechtbank de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing voor de gevorderde immateriële schadevergoeding in termen van geschrokken zijn, iets vies vinden, zich bedreigd, vernederd en onveilig voelen, nadeel betreft dat niet voor een vergoeding als schade in aanmerking komen.
Voor toewijzing van immateriële schade op de grond dat de benadeelde “op andere wijze is aangetast” (art. 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek), is uitgangspunt dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft oplopen. Als uitzondering op dit uitgangspunt is aanvaard de bijzondere ernst van de normschending of de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
Voor schadevergoeding wegens geestelijk letsel is vereist dat aan de hand van objectieve maatstaven er een vast te stellen psychische beschadiging is ontstaan. Van geestelijk letsel, dan wel van een bijzondere ernst van de normschending is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken door hetgeen door de benadeelde is gesteld of aan de rechtbank is gebleken. Een meer of minder sterk psychisch onbehagen of zich gekwetst voelen is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor een vergoeding op grond van art. 6:106 lid sub b Burgerlijk Wetboek van het geleden nadeel.
Ten aanzien de vordering van [slachtoffer 4] .
Ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schadevergoeding heeft benadeelde - kort samengevat - aangevoerd dat zij als gevolg van het gebeuren niet meer in het donker alleen over straat durft en zij vaak nog droomt over de gebeurtenis. Daarnaast zijn haar lichamelijke klachten verergerd door de stress, die benadeelde heeft ervaren na de gebeurtenis. Daarnaast is benadeelde vanwege een angststoornis onder behandeling geweest van een psycholoog. Deze stoornis is ontstaan doordat benadeelde deze en andere verschillende gebeurtenissen niet heeft kunnen verwerken. Benadeelde heeft gedurende het afgelopen jaar het delict “
geen plekje kunnen geven”.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot toewijzing van een vergoeding van immateriële schade op de grond dat de benadeelde “op andere wijze is aangetast” (art. 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek) ook voor deze vordering. Door de benadeelde is weliswaar aannemelijk gemaakt dat zij onder behandeling is geweest van een psycholoog vanwege haar angststoornis, maar in het formulier, waarbij de benadeelde haar schade onderbouwd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende tot uitdrukking gebracht het causale verband tussen het strafbare feit en de opgelopen schade (angststoornis) en in welke mate het schadebedrag direct aan het strafbare feit kan worden toegeschreven. Nu daaromtrent niets is gesteld of aan de rechtbank gebleken moet de rechtbank deze vordering afwijzen.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 5] .
Door de benadeelde is aangegeven, kort samengevat, dat zij als gevolg van het gebeuren angst heeft ondervonden, haar vertrouwen in mensen is afgenomen en zich onveiliger is gaan voelen. Naar het oordeel van de rechtbank geldt hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot toewijzing van smartengeld op de grond dat de benadeelde “op andere wijze is aangetast” (art. 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek) ook voor de onderhavige vordering. Nu er niet gesproken kan worden van geestelijk letsel bij benadeelde en evenmin van een bijzondere ernst van de normschending dient de vordering te worden afgewezen. Een meer of minder sterk psychisch onbehagen in de vorm van angst en onveiligheidsgevoel is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor schadevergoeding op grond van art. 6:106 lid sub b Burgerlijk Wetboek.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 239, 248d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het in de dagvaarding onder parketnummer 03/700367-17 onder 1. en onder 2., in de dagvaarding onder parketnummer: 03/033630-17 onder 1. en onder 2. en in de dagvaarding onder parketnummer: 03/866244-16 aan de verdachte is tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat in de dagvaarding onder parketnummer 03/700367-17 onder 1. of onder 2., in de dagvaarding onder parketnummer: 03/033630-17 onder 1. of onder 2. of in de dagvaarding onder parketnummer: 03/866244-16 aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke wordt gesteld op een termijn van drie jaren:
  • zich schuldig maakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt of
  • geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis, zich in persoon bij mevrouw [naam] van de reclassering meldt, of indien niet aanwezig bij de bureaudienst, op het adres Heerderweg 25 te 6224 LA Maastricht en zich blijft melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door de forensisch psychiatrische polikliniek De Horst of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en dat hij de behandeling vervolgt die al is gestart, zolang als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van deze behandeling.
Toezicht
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] , wonende te [woonplaats] , toe tot een bedrag van €100,00;
  • veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [slachtoffer 5] te betalen €100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 25 februari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van [slachtoffer 5] tot op heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] van € 100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 25 februari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 5] , de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 5] , daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] wonende te [woonplaats] ;
- veroordeelt [slachtoffer 4] in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil;
- wijst af de vordering van [aangever 5] wonende te [woonplaats] ;
- veroordeelt [aangever 5] in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil;
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. van Maanen Winters, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. V.E.J. Noelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2018.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juni 2017
tot en met 5 juli 2017 te Geleen en/of Munstergeleen en/of Sittard en/of Beek,
althans in Nederland, een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, te weten
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2]
2003) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 2] 2002) en/of [slachtoffer 4]
(geboren op [geboortedatum 2] 2002), althans (een) andere perso(o)n(en), met
ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
(telkens):
- zijn, verdachtes, (stijve) geslachtsdeel aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of (een) andere
perso(o)n(en), getoond en/of
- zichtbaar voor en in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of (een) andere perso(o)n(en), zichzelf
afgetrokken/bevredigd en/of zijn, verdachtes, geslachtsdeel betast en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of (een) andere perso(o)n(en), de woorden toegevoegd: "Wil je me pijpen?"
en/of "Wil je met me spelen?", althans woorden van gelijke seksuele aard
en/of strekking;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juni 2017
tot en met 6 juli 2017 te Sittard en/of Geleen, althans in Nederland, de
eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer
bestemd, te weten aan de Milaanstraat in Sittard en/of aan de Lintjensweg in
Geleen en/of aan de Geleenderveldweg in Geleen en/of op de Daniken in Geleen,
door zich met ontbloot geslachtsdeel in de genoemde plaatsen te bevinden;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/033630-17
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar
verkeer bestemd, te weten de Markt, door zijn geslachtsdeel (penis) te tonen;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2017 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door deze te slaan;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 03/866244-16
hij op of omstreeks 08 juni 2016 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen,
de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het Dr. H. van der Hoffplein, door zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden te doen en/of zijn, verdachtes, geslachtsdeel te ontbloten en/of vast te pakken en/of vast te houden en/of te masturberen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Dienst regionale recherche, proces-verbaalnummer 2017109249, gesloten d.d.20 december 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 115, het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer PL230002017031631, gesloten d.d. 25 februari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 21, en het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer PL2300-2016104845, gesloten d.d. 7 juli 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 27.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2017, pagina 96 en 97 van het doorgenummerd proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2017, pagina 99 en 100 van het doorgenummerd proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2017, pagina 102 en 103 van het doorgenummerd proces-verbaal;
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2017, pagina 109 en 110 van het doorgenummerd proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2017, pagina 105 en 106 van het doorgenummerd proces-verbaal
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2017 pagina 113 en 114 van het doorgenummerd proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2017, pagina 88 en 89 van het doorgenummerd proces-verbaal.
9.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 28 november 2018.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 februari 2017, pagina 3 van het doorgenummerd proces-verbaal.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 februari 2017, pagina 6 van het doorgenummerd proces-verbaal.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 februari 2017, pagina 9 van het doorgenummerd proces-verbaal.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 februari 2017, pagina 11 van het doorgenummerd proces-verbaal.
14.Proces-verbaal terechtzitting van 28 november 2018.
15.Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2016, pagina 3 en 4 van het doorgenummerd proces-verbaal.
16.Proces-verbaal terechtzitting d.d. 28 november 2018.