6.1.Het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning
Op grond van artikel 1:204 lid 3 BW kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, mits de man:
de verwekker van het kind is of
de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Blijkens de wetsgeschiedenis van genoemd artikel is de verwekker van een kind de man die samen met de moeder het kind op natuurlijke wijze heeft laten ontstaan. Tussen partijen staat vast dat het kind via inseminatie met het zaad van de man is verwekt. Nu het kind niet is verwekt uit geslachtsgemeenschap is de man dus geen verwekker, maar is hij als zaaddonor de biologisch vader van het kind.
De rechtbank zal vervolgens de vraag moeten beantwoorden of de man in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Volgens vaste jurisprudentie is biologische verwantschap weliswaar een belangrijke factor bij de beantwoording van die vraag, maar de biologische vader dient daarnaast bijkomende omstandigheden te stellen en in geval van betwisting aannemelijk te maken, die de conclusie rechtvaardigen dat tussen hem en het kind een nauwe persoonlijke betrekking/family life bestaat dan wel dat deze zich ontwikkelt, maar dat dit laatste door omstandigheden die niet aan hem te wijten zijn niet tot stand is gekomen. Genoemde bijkomende omstandigheden moeten gelegen zijn in hetzij de band die na de geboorte tussen hem en het kind is ontstaan, hetzij in de aard van de relatie van de man en de moeder en in zijn betrokkenheid bij het kind vóór en na de geboorte, in welk geval die omstandigheden moeten wijzen op voorgenomen gezinsleven oftewel intended family life.
De man heeft gesteld dat ‘family life’ nog niet tot stand is kunnen komen doordat de moeder geen enkel contact met de man wil. De man heeft zich wel beroepen op de afspraken tussen partijen die erop neerkomen dat hij een volwaardige en gelijkwaardige rol als vader in het leven van hun kind zou gaan spelen.
De moeder heeft gesteld dat geen sprake is van ‘family life’ tussen de man en het kind. Volgens de moeder dient de man daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek betreffende de erkenning, althans dient dat verzoek te worden afgewezen. De moeder heeft daarnaast gesteld dat ‘intended family life’ niet aan de orde is, nu de man voor de geboorte van het kind geen enkele handeling heeft verricht om zich als toekomstig vader te laten zien.
De rechtbank overweegt ter zake het ontvankelijkheidsverweer van de moeder dat de man, gelet op de beschikking van deze rechtbank van 19 juni 2018 waarbij een bijzondere curator is benoemd, reeds is ontvangen in zijn verzoek tot verlenen van vervangende toestemming tot erkenning. Thans ligt dit verzoek ter inhoudelijke beoordeling voor.
Nu door de man is erkend dat er thans geen ‘family life’ bestaat, dient te worden beoordeeld of kan worden gesproken van voorgenomen gezinsleven oftewel ‘intended family life’.
Tussen partijen staat vast dat afspraken gemaakt zijn betreffende hun destijds nog ongeboren kind, welke inhielden dat de man het kind zou erkennen en dat hij dus juridische ouder zou worden, dat het kind de achternaam van de man zou krijgen en dat omgang tussen de man en het kind zou plaatsvinden. De man en de moeder hebben dus de intentie gehad om er samen voor het kind te zijn en de man een volwaardige rol te laten spelen in het leven van het kind. Gelet op deze afspraken is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van ‘intended family life’, waarmee de man voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden van artikel 1:204 lid 3b BW. Dat de moeder eenzijdig terugkomt op deze afspraken doet daaraan niet af.
Vervolgens dient de rechtbank een belangenafweging te maken. Niet gesteld noch gebleken is dat door erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] worden geschaad of dat de belangen van [minderjarige] worden geschaad. Integendeel, de rechtbank overweegt dat het in het belang van [minderjarige] en in het belang van de man is dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
Gelet op al het vorenstaande en gelet op het standpunt van de bijzondere curator ziet de rechtbank geen reden om de vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] niet aan de man te verlenen. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen.
De aard van de zaak verzet zich ertegen dat de beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
De werkzaamheden van de bijzondere curator zijn hiermee geëindigd, tenzij alsnog door (een van) partijen een rechtsmiddel wordt ingesteld tegen de onderhavige beschikking, voor zover betrekking hebbend op het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning.