Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 17 december 2018.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de werkneemster in kort geding betaling van haar achterstallig loon over een eerdere periode van februari tot en met augustus 2018. De werkneemster, die sinds 2008 voor Vitalis werkzaam is, heeft in de maanden februari tot en met augustus 2018 een aantal uren gewerkt, maar heeft geen loon ontvangen op basis van de door haar gestelde urenomvang. De kantonrechter heeft op 17 december 2018 de mondelinge behandeling gehouden en op 19 december 2018 vonnis gewezen. De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang van de werkneemster niet aannemelijk is, omdat de vordering betrekking heeft op loon in het verleden en de werkneemster inmiddels in dienst is bij een andere werkgever. De werkneemster heeft niet duidelijk kunnen maken waarom zij pas in juli/augustus 2018 tot actie is overgegaan, terwijl zij al eerder te maken had met een tekort aan loon. De kantonrechter concludeert dat de werkneemster niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure kan afwachten. Tevens wordt de werkneemster veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Vitalis, die zijn begroot op € 50,00.