In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2018 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie tussen een man en zijn jongmeerderjarige dochter. De man verzocht om wijziging van de eerder opgelegde onderhoudsbijdrage van € 450,-- per maand, die was vastgesteld in 2014, naar € 75,-- per maand, met als argument dat de jongmeerderjarige inmiddels studiefinanciering ontvangt en een bijbaantje heeft, waardoor de behoefte aan alimentatie zou zijn verminderd. De jongmeerderjarige, bijgestaan door haar advocaat, betwistte dit verzoek en stelde dat haar behoefte aan alimentatie nog steeds € 450,-- per maand bedraagt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zoals het feit dat de jongmeerderjarige nu een MBO-opleiding volgt en dat de man een wijziging in zijn inkomen heeft ervaren. De rechtbank heeft de behoefte van de jongmeerderjarige berekend op basis van de WSF-norm en heeft vastgesteld dat haar behoefte tot september 2018 € 122,-- per maand en vanaf september 2018 € 85,-- per maand bedraagt. De rechtbank heeft ook de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat de man, na draagkrachtvergelijking, een bijdrage van € 110,-- per maand dient te betalen van 1 november 2017 tot 1 september 2018, en € 77,-- per maand vanaf 1 september 2018.
De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak kan door de verzoekende partij en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.