3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank zal de tenlastegelegde feiten in chronologische volgorde bespreken. Dat betekent dat zij eerst feit 2 (een ruzie tussen de verdachte en aangever [slachtoffer] op 31 mei 2018 te Kerkrade) zal bespreken en daarna feit 1 (het steekincident tussen de verdachte en voornoemde [slachtoffer] op 1 juni 2018 in Amstenrade).
Feit 2
Aangifte en waarneming verbalisant
Op 31 mei 2018 omstreeks 18.00 uur heeft [slachtoffer] [aangever] opgehaald op zijn werk. Toen hij daar aan kwam zag hij dat [naam verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte), ook daar was en ook mee moest naar huis. [slachtoffer] had Andre Hazes opstaan in de auto, de ramen stonden open en [naam verdachte] was keihard aan het meezingen. [slachtoffer] schaamde zich daarvoor en vroeg hem meerdere malen of hij normaal kon doen en stil kon zijn. Hij ging echter gewoon door. Ze zijn toen richting het Roda-stadion gegaan, en stonden voor de Basic-Fit. Volgens [slachtoffer] moest Jayce naar de winkel. In de auto heeft [slachtoffer] [naam verdachte] af een toe tikken op zijn schouder gegeven, omdat hij niet stopte met zingen nadat hij hem dat vroeg.
[naam verdachte] heeft hem toen in soort verwurging genomen vanaf de achterbank terwijl [slachtoffer] in de gordel zat. Hij heeft toen het een vinger in de mond van [slachtoffer] gestopt en zijn wang naar rechts getrokken, dat deed pijn. Ze stonden toen nog stil en [slachtoffer] is uitgestapt omdat hij er genoeg van had. De verdachte stapte zelf uit. Buiten de auto heeft de verdachte [slachtoffer] geduwd, waarna [slachtoffer] is gevallen. Vervolgens heeft de verdachte [slachtoffer] in zijn gezicht getrapt en daarbij de linker onderkaak van [slachtoffer] geraakt. [slachtoffer] ondervond hierdoor pijn. [slachtoffer] heeft verklaard diezelfde avond nog naar het ziekenhuis te zijn gegaan. [slachtoffer] bleek onder meer kneuzingen in zijn kaken te hebben. De verbalisant ziet dat de onderkaak van [slachtoffer] aan de linkerzijde verdikt is.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft in zijn derde verhoor bij de politie met betrekking tot de ruzie met [slachtoffer] bij het Roda-stadion verklaard dat hij [slachtoffer] heeft (terug-)geslagen en een keer heeft geschopt.
Onderzoek telefoon aangever [slachtoffer]
Door de politie is een onderzoek ingesteld naar de telefoon van [slachtoffer] . Op deze telefoon kon een chatgesprek tussen de verdachte en [slachtoffer] , dat begon op 30 mei 2018 om 17.02 uur en eindigde op 1 juni 2018 om 13.29 uur, worden veiliggesteld. In dat chatgesprek is over en weer veel geschreven, onder meer over de ruzie bij het Roda-stadion:
(…)
• 31 mei 2018, 20:18 - [slachtoffer] : een verstuurd fotobestand: het betreft een foto van het gezicht van een man;
• 31 mei 2018, 20:19 - [naam verdachte] : Matty luister, ik wilde niet vechten heb je 10 x gevraagd; (…)
• 31 mei 2018, 20:19 - [naam verdachte] : Toen trok je mn shirt kapot;
• 31 mei 2018, 20:19 - [naam verdachte] : Toen flipte ik uit; (…)
• 1 juni 2018, 07:05 - [slachtoffer] : Waar ben je;
• 1 juni 2018, 07:05 - [slachtoffer] : een verstuurd fotobestand: het betreft een foto van het gezicht van een man;
• 1 juni 2018, 07:05 - [slachtoffer] : Het s ng erger geworde; (…)
• 1 juni 2018, 12:18 - [naam verdachte] : Kom nu;
• 1 juni 2018, 12:18 - [naam verdachte] : Amtenrade;
• 1 juni 2018, 12:18 - [naam verdachte] : Dacht dat ik je genoeg klappe had gegeven;
• 1 juni 2018, 12:18 - [naam verdachte] : Maar als je meer wil kom; (…)
• 1 juni 2018, 13:18 - [slachtoffer] , geluidsfragment:
'Jij kanker psychopaat, je komt nu naar onder, NU" (…)
• 1 juni 2018, 13.20 - [naam verdachte] : En jouw pak ik op andere plek andere tijd; (…)
• 1 juni 2018, 13.20 - [naam verdachte] : Kan je je nog effe bedenken of je het wilt;
• 1 juni 2018, 13.20 - [slachtoffer] : Heb genoeg gedacht; (…)
• 1 juni 2018, 13.20 - [slachtoffer] : Van achter bank en op slippers me duwe;
• 1 juni 2018, 13.21 - [slachtoffer] : En dan ook ng s trapp op me kop
Overwegingen en conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd vast dat de verdachte [slachtoffer] heeft getrapt.
De verdachte heeft bij de politie niet verklaard waar hij [slachtoffer] precies heeft getrapt. Alleen [slachtoffer] heeft daarover verklaard, namelijk in zijn gezicht. Die verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in het feit dat de verdachte en [slachtoffer] daar nadien onderling nog over hebben gesproken in een WhatsApp-gesprek. In dat gesprek stelt [slachtoffer] namelijk dat hij tegen ‘de kop’ is getrapt, hetgeen door de verdachte op dat moment niet wordt betwist. Bovendien heeft ook de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen, gezien dat de linker onderkaak van [slachtoffer] een verdikking vertoonde, hetgeen past in de verklaring van [slachtoffer] . Er is gelet op dit steunbewijs derhalve voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte ontkend [slachtoffer] in zijn gezicht getrapt te hebben. Die ontkenning acht de rechtbank, gelet op de verklaring van [slachtoffer] in combinatie met het steunbewijs, niet geloofwaardig.
Voor poging tot zware mishandeling (feit 2 primair) is vereist dat de verdachte daartoe opzet heeft gehad. Dit opzet moet zich minst genomen in voorwaardelijke vorm hebben gerealiseerd. Uit het geconstateerde letsel, de dikke kaak, leidt de rechtbank af dat de verdachte met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft getrapt. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde gedraging van de verdachte, het met kracht trappen met de geschoeide voet in het gezicht van [slachtoffer] terwijl die op de grond lag, naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op zware mishandeling van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op die gevolgen heeft aanvaard. Dat maakt dat aan de voorwaarden voor voorwaardelijk opzet is voldaan. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken. De rechtbank zal feit 2 in de primaire variant dan ook bewezen verklaren.
Feit 1
De aangifte
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van poging tot moord dan wel doodslag door de verdachte. Aangever heeft verklaard dat hij op 1 juni 2018, hij denkt rond de klok van 13.00 uur, in zijn auto weg is gereden bij de woning van [aangever] te Amstenrade. Toen aangever net was vertrokken, belde [naam verdachte] met de vraag waar aangever was. Aangever heeft met [naam verdachte] afgesproken, daar ergens in de buurt. Aangever stapte uit de auto en zag toen dat [naam verdachte] op hem af liep. [naam verdachte] had zijn linkerhand in zijn jas en hij zei niets. [slachtoffer] voelde dat [naam verdachte] zijn gezicht raakte. Het bloed spoot uit zijn hoofd. Daarna voelde [slachtoffer] ook nog steken in zijn zij, rug en bij zijn billen. [naam verdachte] heeft de hele tijd, ook tijdens het steken, niets gezegd.
Het letsel
[slachtoffer] is op de plaats van het incident geïntubeerd door een arts en vervolgens naar de spoedeisende hulp in het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) te Maastricht gebracht in verband met multipele steekverwondingen. Daar is [slachtoffer] onmiddellijk geopereerd. Hij is korte tijd op de Intensive Care verpleegd en daarna vanaf 3 juni 2018 op de normale afdeling. Op 5 juni 2018 mocht [slachtoffer] naar huis. Op 11 juni 2018 is [slachtoffer] nog poliklinisch onderzocht. Hij was fysiek goed hersteld en er werden geen verdere controles afgesproken.
Bij onderzoek door een forensisch geneeskundige op 4 juni 2018 bleek dat [slachtoffer] minstens 15 verwondingen had onder meer boven zijn linker oor, op de achterzijde van zijn hoofd, in de nekstreek en op en onder zijn rechterschouderblad. De waargenomen penetrerende huidverwondingen passen bij scherp mechanisch geweld, dat veroorzaakt kan zijn door een mes of ander scherp, snijdend puntig voorwerp. Ook heeft [slachtoffer] ten gevolge hiervan een klaplong gehad.
Camerabeelden
Op camerabeelden van de [adres] in Amstenrade van 1 juni 2018 omstreeks 13.37 uur is te zien dat een donker geklede persoon de straat oversteekt ter hoogte van de plaats delict, [adres] 10 in Amstenrade. Tegelijkertijd kwam een tweede donker geklede persoon aanlopen. Beide personen liepen dicht naar elkaar toe en gingen of doken in een fractie van een seconde naar beneden. Daarna werd het zicht door geparkeerde auto’s geblokkeerd.
Getuigenverklaring
Op 1 juni 2018, omstreeks 13:45 uur, kwam de getuige [getuige] met haar auto de [adres] in Amstenrade ingereden. De getuige zag twee mannen vechten op het trottoir. Zij parkeerde haar auto, stapte uit en hoorde de mannen tegen elkaar schreeuwen. De getuige zag dat één van de mannen stekende bewegingen maakte naar de andere man. De getuige zag dat de man met zijn rechterhand stekende bewegingen maakte en dat de man die gestoken werd viel en met zijn rug op het trottoir terecht kwam. De man bleef stekende bewegingen maken in de richting van het bovenlichaam van de man die op de grond lag. De getuige zag dat de man boven op de andere man zat. De getuige rende naar de mannen toe. In die tijd bleef de man insteken op de man die op de grond lag. De getuige riep tegen de man dat hij moest stoppen, maar die reageerde daar niet op. Vervolgens trok de getuige de man van het slachtoffer af, waarna de man ging staan. De getuige zag een mes. De man liep vervolgens over het trottoir weg. De getuige zag dat het slachtoffer steekwonden op zijn hoofd en onder zijn linkerborst had. De getuige vroeg aan het slachtoffer of hij de man kende die hem gestoken had, waarna zij het slachtoffer hoorde zeggen dat hij [naam verdachte] heette.
Later die dag wordt door een verbalisant een foto van de verdachte aan de getuige getoond, welke foto afkomstig is van het facebook-account van de verdachte. De getuige verklaart dat de persoon op de foto de persoon is die gestoken heeft en door haar van het slachtoffer is getrokken.
Overwegingen en conclusies van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt aan de hand van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuige [getuige] , alsmede de geneeskundige verklaringen vast dat de verdachte [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken.
Opzet
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bij het toebrengen van dit letsel bij de verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van [slachtoffer] , al dan niet in voorwaardelijke zin, en in het verlengde daarvan of daarbij sprake is geweest van voorbedachte raad. Bij die laatste vraag gaat het, kort gezegd, over het verschil tussen (een poging tot) moord en (een poging tot) doodslag.
De verdachte heeft minstens 15 maal op de borst, het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer] ingestoken. In de borststreek en het bovenlichaam bevinden zich vitale organen, waaronder het hart en de longen. Dat deze vitale organen bij een messteek geraakt kunnen worden, blijkt wel uit het feit dat [slachtoffer] een klaplong heeft opgelopen. Gelet op de plaats van en de hoeveelheid steken is de rechtbank van oordeel dat - zonder adequaat medisch ingrijpen - de kans dat [slachtoffer] als gevolg van de toegebrachte messteken zou overlijden, aanmerkelijk is. Uit de inhoud van het dossier en hetgeen door de verdachte ter terechtzitting is verklaard kan niet worden afgeleid dat de verdachte [slachtoffer] willens en wetens (boos opzet) heeft willen doden. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij het steken zich niet kan herinneren, dat hij niet kan geloven dat hij zoiets heeft gedaan en dat het was alsof hij niet zichzelf was. De handelingen van de verdachte kunnen echter wel, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm en de omstandigheid dat [slachtoffer] pas stopte met steken toen hij van [slachtoffer] werd weggetrokken, worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, te weten de dood, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] .
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord dient er sprake te zijn van handelen met voorbedachte raad. Hiervoor moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank deelt de visie van de officier van justitie en de verdediging dat voorbedachte raad niet kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en [slachtoffer] elkaar, naar aanleiding van de ruzie die een dag eerder tussen beiden plaatsvond (feit 2 primair),
- via WhatsApp - spraak- en tekstberichten hebben gestuurd. De verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar, kort voordat het steekincident plaatsvond, in die berichten over en weer uitgedaagd. Uit die berichten volgt ook dat de verdachte de confrontatie met [slachtoffer] wilde aangaan, hem “wilde pakken”.
Uit die berichten volgt echter niet - en ook niet uit de rest van het strafdossier - dat de verdachte in de tijdspanne voorafgaand aan het steekincident het plan heeft opgevat om [slachtoffer] te doden. De verklaring van de verdachte biedt daarvoor evenmin aanknopingspunten. De verdachte herinnert zich van de aanloop naar het incident en het incident zelf weinig. Zo kan hij zich niet herinneren de berichten - die vanaf zijn telefoon zijn verstuurd dan wel op zijn telefoon zijn binnengekomen - te hebben verstuurd/ontvangen, het mes mee te hebben genomen en ook het steken zelf kan hij zich niet herinneren. Dat de verdachte het mes bij zich had met het doel om [slachtoffer] te kunnen doden staat voor de rechtbank niet vast. Uit het dossier volgt dat de verdachte al eerder een mes bij zich heeft gedragen en de verdachte zelf heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens een psychose soms wel vaker uit zelfverdediging een mes bij zich droeg. Dat vormt voor de rechtbank een contra-indicatie voor voorbedachte raad. De rechtbank concludeert dan ook dat er geen bewijs is van voorbedachte raad.
Conclusie
Dat betekent dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot moord (feit 1 primair). De tenlastegelegde poging tot doodslag (feit 1 subsidiair) acht de rechtbank wel bewezen.