In deze zaak vordert Hoist Finance AB, rechtsopvolgster van Hoist Kredit AB, betaling van een bedrag van € 26.653,79 van gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op basis van een kredietovereenkomst die zij in 2011 zijn aangegaan met IDM Financieringen B.V. De kredietovereenkomst betrof een doorlopend krediet van maximaal € 23.050,00. Na een betalingsachterstand heeft IDM het krediet opgeëist en is de vordering op 13 juli 2015 gecedeerd aan Hoist Kredit. Gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij [gedaagde sub 2] aanvoert dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden en dat IDM haar zorgplicht heeft geschonden bij het verstrekken van het krediet. De kantonrechter oordeelt dat de cessie rechtsgeldig is en dat Hoist Finance de rechthebbende is. De zorgplicht van de bank wordt besproken, waarbij de kantonrechter concludeert dat IDM niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. De vordering van Hoist Finance wordt toegewezen, en gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten.