ECLI:NL:RBLIM:2018:11574

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
7187848 AZ VERZ 18-147
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek om transitievergoeding en billijke vergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, BonTrans B.V. De werknemer, die als boekhouder werkzaam was, had berust in zijn ontslag op staande voet en vorderde nu toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De werkgever daarentegen vorderde een gefixeerde schadevergoeding. De werknemer had samen met een collega plannen ontwikkeld om een concurrerende onderneming op te richten, wat zonder medeweten van de werkgever gebeurde. Dit leidde tot de conclusie dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld, waardoor de kantonrechter oordeelde dat er geen recht op transitievergoeding of billijke vergoeding bestond. Tevens werd het verzoek van de werkgever tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding afgewezen, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd en dat de werknemer recht had op een eindafrekening, maar dat de werkgever zich kon beroepen op verrekening met de gefixeerde schadevergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7187848 \ AZ VERZ 18-147
Beschikking van de kantonrechter van 6 december 2018
in de zaak van:
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek],
wonend [adres verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] ,
[woonplaats verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] ,
werknemer,
Gemachtigde mr. F.L.H.F.A.H. Wolfs (DAS Rechtsbijstand),
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BONTRANS B.V.,
gevestigd te Venlo,
werkgever,
gemachtigde mr. M.N. van Geenen,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] en BonTrans worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 4 september 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv;
- het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, subsidiair g BW;
- aanvullende producties van de zijde van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] ;
- de mondelinge behandeling d.d. 8 november 2018.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] , geboren op [geboortedag verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] 1969, is op 1 juli 1998 bij BonTrans in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van boekhouder tegen een loon van € 4.200,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
Partijen zijn, samen met voormalig collega de heer [collega X] , in gesprek geweest over een mogelijke overname van BonTrans door [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] en [collega X] . Partijen konden geen overeenstemming bereiken over het in dat kader te sluiten geheimhoudingsbeding.
2.3.
Bij e-mail van 22 juni 2018 schrijft [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] aan hun adviseur ( [de heer Z] ):
“(…)
Wil je de volgende keer mijn prive mailadres gebruiken:[persoonlijk e-mail adres verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek]
Is wat veiliger in deze situatie. ”
2.4.
Op 27 juni 2018 schrijft [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] , mede namens [collega X] , aan [de heer A] (directeur BonTrans) het volgende:
“Goede middag [de heer A] ,
De discussies en gesprekken over de geheimhoudingsvoorwaarden hebben dermate veel tijd in beslag genomen, dat zich in de tussentijd een andere optie heeft voorgedaan.
Derhalve zien we voorlopig af van verdere onderhandelingen.”.
2.5.
Voorafgaand aan de e-mail van 27 juni 2018, zoals hiervoor geciteerd, schrijft [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] aan [collega X] bij e-mail van 25 juni 2018 in reactie op een tekstueel voorstel van [collega X] om [de heer A] te berichten (zoals uiteindelijk in de e-mail van 27 juni 2018 is gebeurd), als volgt:
“Ik zou het kort houden, zo zeggen we hetzelfde maar geven we niet expliciet aan ergens ander mee bezig te zijn”.
2.6.
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] en [collega X] hebben op 26 juni en 4 juli 2018 (bedrijfs)panden bezichtigd.
2.7.
De heer [collega X] heeft op 5 juli 2018 zijn dienstverband per 31 augustus 2018 bij BonTrans opgezegd, waarna [collega X] op non-actief is gesteld.
2.8.
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] is op 6 juli 2018 op staande voet ontslagen. In de brief waarin dit ontslag schriftelijk is medegedeeld is (voor zover relevant) opgenomen:
(…) De dringende reden is gelegen in de hierna omschreven feiten c.q. handelwijzen.
Uw mailbericht aan ondergetekende d.d. 25 juni jl., waarin u meedeelt dat u (en uw voormalig collega de heer [collega X] ) afzien van verdere onderhandelingen over de overname van Bon-Trans BV, is voor mij aanleiding geweest voor het verrichten van kort onderzoek, waarbij mij op maandag 2 en dinsdag 3 juli jl. een aantal e-mailberichten van eerder dit jaar onder ogen is gekomen. Uit deze mailberichten blijkt dat u zonder toestemming van ondergetekende gevoelige en persoonlijke (bedrijfs)informatie (salariskosten van ondergetekende, zijn echtgenote en zijn zoon) heeft doorgespeeld aan derden (onder andere genoemde ex-collega de heer [collega X] ).
Genoemd onderzoek heeft er bovendien toe geleid dat e-mailberichten tussen u en de heer [de heer Z] d.d. 25 juni jl. zijn bovengekomen, waaruit blijkt dat u samen met genoemde [collega X] een plan heeft opgevat (door u ‘Plan B’ genaamd) om een nieuw bedrijf op te starten, waarbij u kort na elkaar Bon-Trans BV zou verlaten omdat ‘het anders teveel op een coup zou lijken’. Dit terwijl er onderhandelingen gaande waren tussen ons omtrent de geheimhoudingsverklaring in het kader van de eventuele overname van het bedrijf. Uit genoemde e-mails blijkt dat er gedurende de onderhandelingen sprake was van een alternatief plan, waar ondergetekende geen weet van had en u heeft derhalve misbruik gemaakt van de kennis die u had vanuit uw functie als boekhouder alsmede van het in u (als persoon en in de uitoefening van uw functie) gestelde vertrouwen.
Het hiervoor omschrevene leidt tot de conclusie dat u bijzonderheden over de huishouding en het bedrijf van ondergetekende, die u behoorde geheim te houden, bekend heeft gemaakt, zoals bedoeld in art. 7:678 lid 2 onder i BW, doch in ieder geval dat u uw plichten, voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst, grovelijk heeft veronachtzaamd, als bedoeld in art. 7:678 lid 2 onder k BW.
Een en ander klemt eens te meer nu u reeds 20 jaren - en daarmee vanaf het eerste uur - in dienst bent als boekhouder bij Bon-Trans BV en fungeerde als rechterhand en vertrouwenspersoon van ondergetekende, uw direct leidinggevende.
Elk van de hiervoor omschreven feiten, afzonderlijk alsook in samenhang bezien, heeft ertoe geleid dat de arbeidsovereenkomst met u onverwijld is opgezegd, onder onverwijlde mededeling van de daaraan ten grondslag liggende dringende reden. (…)”.
2.9.
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] heeft berust in het ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is per 6 juli 2018 geëindigd.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] verzoekt – kort weergegeven – primair, vernietiging van het op 6 juli 2018 gegeven ontslag op staande voet, tewerkstelling en doorbetaling van het loon en emolumenten met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente) en bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) doorbetaling van loon en emolumenten voor de duur van de procedure onder overlegging van een deugdelijke bruto netto specificatie op straffe van een dwangsom.
Subsidiair vordert [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] BonTrans te veroordelen om aan [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] de transitie-, billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de eindafrekening te betalen, dit laatste onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie.
Meer subsidiair verzoekt [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] om BonTrans te veroordelen om de eindafrekening te betalen, onder overlegging van een deugdelijke bruto netto specificatie,
een en ander steeds onder veroordeling van BonTrans in de kosten van het geding.
3.2.
Ter terechtzitting heeft [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] berust in het aan hem op 6 juli 2018 verleende ontslag op staande voet en opteert voor het subsidiaire verzoek.
3.3.
BonTrans heeft verweer gevoerd.
3.4.
Bij wijze van zelfstandig verzoek wordt door BonTrans verzocht [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] te veroordelen om aan haar de gefixeerde schadevergoeding te betalen en de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e dan wel g, BW.
3.5.
Ter terechtzitting heeft BonTrans haar voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingetrokken, nu door de berusting in het ontslag op staande voet, de arbeidsovereenkomst per 6 juli 2018 is geëindigd.
3.6.
[verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] heeft verweer gevoerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] heeft berust in het op 6 juli 2018 gegeven ontslag op staande voet, rest enkel het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] .
Het verzoek van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] tot toekenning van de transitie en billijke vergoeding.
4.2.
Het verzoek is tijdig ingediend, nu dit is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door BonTrans is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.3.
Het geschil van partijen betreft de vraag of BonTrans heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW en wel 7:671 lid 1 onder c BW.
4.4.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor BonTrans als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] , die ten gevolge hebben dat van BonTrans redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] , zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.5.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 6 juli 2018 dat [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] zonder toestemming van de directeur van BonTrans gevoelige en persoonlijke (bedrijfs)informatie (salariskosten van de directeur van BonTrans, diens echtgenote en zoon) heeft doorgespeeld aan derden (onder andere aan [collega X] ) en misbruik heeft gemaakt van de kennis die [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] had vanuit zijn functie als boekhouder alsmede van het in hem gestelde vertrouwen. BonTrans benoemt voorts dat [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] betrokken zou zijn geweest bij een plan om een alternatief concurrerend bedrijf op te zetten. BonTrans verwijst voorts naar artikel 7:678 lid 2 onder i en k BW. BonTrans sluit voorts af met de mededeling dat de genoemde feiten - gezamenlijk en afzonderlijk - voor haar de dringende reden(en) opleveren.
4.6.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Artikel 7:678 lid 2 onder i BW luidt:
Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:
i.
wanneer hij bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de
werkgever, die hij behoorde geheim te houden, bekendmaakt;
wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] ook op andere wijze zijn plichten uit hoofde van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst grovelijk heeft veronachtzaamt.
Partijen bij een arbeidsovereenkomst zijn ingevolge artikel 7:611 BW verplicht zich als een goed werkgever en goed werknemer te gedragen. Dit heeft [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] niet gedaan.
Uit de vele in het geding gebrachte e-mails blijkt dat [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] buiten medeweten en veelal onder werktijd, bezig was met de oprichting van een voor BonTrans concurrerende onderneming. Dit terwijl met BonTrans onderhandelingen gaande waren in het kader van een overname van BonTrans door (onder andere) [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] . Dat [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] , zoals hij zelf zegt, het “lijdend voorwerp” was in deze e-mailwisselingen blijkt niet, getuige onder andere de e-mail van 25 juni 2018 (geciteerd onder 2.5), de e-mail van 21 juni 2018
“(…) Misschien is hij wel blij als we gaan, twee lastpakken minder”,de e-mail van 4 juli 2018 9:47 uur “
(…) Valt het teveel op, als we met z’n drieen weg zijn”, de e-mail van 26 juni 2018 9.36 uur
“Is ook voor 140 m2, is ook wat veel voor ons natuurlijk”, enzovoort. [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] was, naar de stellige overtuiging van de kantonrechter, met (in ieder geval) [collega X] bezig om achter de rug van [de heer A] om, met wie ze eigenlijk in onderhandeling over een overname waren, een eigen, voor BonTrans concurrerende onderneming te starten. Dit getuigt niet van goed werknemerschap.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter levert het complex van voornoemde feiten en omstandigheden een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW op. De kantonrechter acht dit handelen zodanig ernstig dat BonTrans in redelijkheid kon beslissen dat van haar niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] te laten voortduren. Het vorenstaande brengt met zich dat naar het oordeel van de kantonrechter BonTrans de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd.
4.9.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] aan hem ten laste van BonTrans een billijke vergoeding toe kan kennen, indien BonTrans heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, is er ook geen grond om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. De gevorderde billijke vergoeding en de vergoeding op grond van onregelmatige opzegging missen derhalve een grondslag en worden afgewezen. Omdat in casu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] , kan ook geen transitievergoeding aan [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] ten laste van BonTrans worden toegekend. De vordering BonTrans te veroordelen aan [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] te betalen de eindafrekening onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie kan in beginsel worden toegewezen. BonTrans erkent dat [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] recht heeft op een eindafrekening na einde dienstverband per 6 juli 2018, maar beroept zich op verrekening met een aan BonTrans toekomende gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW. De vordering van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] staat daarmee vast. Op het beroep op verrekening zal hierna worden ingegaan.
Het zelfstandig verzoek van BonTrans: (voorwaardelijke) ontbinding.
4.10.
Nu [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] heeft berust in het door BonTrans gegeven ontslag op staande voet, heeft BonTrans geen belang meer bij het door haar ingestelde zelfstandige verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ter terechtzitting heeft BonTrans dit zelfstandige tegenverzoek dan ook ingetrokken.
Het zelfstandige tegenverzoek van BonTrans: de gefixeerde schadevergoeding.
4.11.
De partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeen om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Zoals hiervoor is overwogen heeft [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] aan BonTrans een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. De bevoegdheid om een verzoek tot toekenning van die zogenaamde gefixeerde schadevergoeding in te dienen vervalt echter twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Onderhavige arbeidsovereenkomst is geëindigd per 6 juli 2018 en het verzoek tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding dateert 25 oktober 2018. De bevoegdheid om een dergelijk verzoek in te dienen is daarmee vervallen en BonTrans zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek. Nu er geen sprake is van een vordering, is er ook geen verrekening. Hierna zal overeenkomstig worden beslist.
Inzake alle verzoeken.
4.12.
In de uitkomst van alle verzoeken tezamen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake het verzoek van [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] :
5.1.
veroordeelt BonTrans om aan [verzoekende partij in het verzoek, verweerder in het zelfstandig verzoek] te betalen de eindafrekening ex artikel 7:686a BW, onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
Inzake het zelfstandig verzoek vanBonTrans
:
5.2.
verklaart BonTrans niet ontvankelijk in haar verzoek tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding,
Inzake alle verzoeken:
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: