ECLI:NL:RBLIM:2018:11305

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2817
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsing en gelijkheidsbeginsel in reorganisatie politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Bedrijfsvoeringspecialist A, en de korpschef van de Politie. De eiser was aangewezen als herplaatsingskandidaat in het kader van een reorganisatie binnen de politie. Het primaire besluit van 10 juni 2016, waarbij eiser werd herplaatst in de functie van Gespecialiseerd Medewerker C, werd later herroepen, maar de aanwijzing als herplaatsingskandidaat bleef in stand. Eiser stelde beroep in tegen het bestreden besluit, waarin verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaarde maar de herplaatsing in de functie van Gespecialiseerd Medewerker C handhaafde.

De rechtbank heeft de procesgang en de argumenten van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoerde dat hij als functievolger had moeten worden aangemerkt in plaats van als herplaatsingskandidaat. Eiser voerde aan dat zijn functie niet in de nieuwe organisatie voorkwam en dat hij daarom recht had op een vergelijkbare of uitwisselbare functie. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had onderbouwd waarom eiser niet in de functie van Bedrijfsvoeringspecialist B was geplaatst, terwijl zijn collega dat wel was, ondanks een overbezetting. De rechtbank concludeerde dat het beroep gegrond was en vernietigde het bestreden besluit, waarbij verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.

De rechtbank oordeelde verder dat eiser recht had op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die op € 1.002,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in het kader van herplaatsingen binnen de politie en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van beslissingen door de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/2817

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

De korpschef van Politie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A.N. Woddema-Bot).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van
1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en hem per diezelfde datum herplaatst in de functie Gespecialiseerd Medewerker C, Informatie & Communicatietechnologie, Informatieanalyse, gewaardeerd op schaal 9 met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht].
Bij besluit van 24 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen voor zover eiser herplaatst is in de functie van Gespecialiseerd Medewerker C, Informatie & Communicatietechnologie, Informatieanalyse, gewaardeerd op schaal 9, in de formatie van het Politiecentrum, dienst Informatie management, Advies, Operationele I Experts, met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht]. De aanwijzing als herplaatsingskandidaat is in stand gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en F.J.H. Gunther.

Overwegingen

1. Eiser is werkzaam geweest als Bedrijfsvoeringspecialist A, gewaardeerd op schaal 9.
2. Bij brief van 27 november 2014 heeft verweerder eiser medegedeeld wat de functievergelijking, uitgevoerd in het kader van de reorganisatie, naar verwachting voor hem betekent. Uitgangspunt hierbij is eisers formele korpsfunctie, Bedrijfsvoeringspecialist A, schaal 9. Uit de functievergelijking blijkt dat eisers werkzaamheden wel terugkomen in een team in de nieuwe politieorganisatie, maar dat dit niet geldt voor eisers functie of voor een vergelijkbare of uitwisselbare functie. Daarom wordt hij mogelijk herplaatsingskandidaat.
Belangstellingsregistratie
3. Eiser heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn belangstelling te laten registreren voor de volgende functies in de nieuwe formatie:
Voorkeur 1:
Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatietechnologie, gewaardeerd op schaal
11 in het Politiedienstencentrum, Dienst informatie management, Advies, IV Experts, IV
Experts, met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht],
Voorkeur 2:
Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatietechnologie, Architectuur, gewaardeerd op schaal 11, in het Politiedienstencentrum, Dienst informatie management, Advies, IV Experts, IV Experts, met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht],
Voorkeur 3:
Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatietechnologie, Informatieanalyse,
gewaardeerd op schaal 11, in het Politiedienstencentrum, Dienst informatie management,
Advies, Operationele 1 Experts, Operationele 1 Experts, met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht].
Besluit oorspronkelijke functie
4. Bij besluit van 1 december 2015 (Besluit oorspronkelijke functie) heeft verweerder eisers oorspronkelijke functie vastgesteld op de functie Bedrijfsvoeringspecialist A, Informatie & Communicatietechnologie, Informatieanalyse|Procesmanagement (ITIL), gewaardeerd op schaal 9, met als plaats van tewerkstelling [standplaats 2 te Maastricht].
Voorgenomen besluit plaatsing
5. Bij brief van diezelfde datum (Voorgenomen besluit plaatsing) is eiser in kennis gesteld van het voornemen hem aan te wijzen als herplaatsingskandidaat en eiser in dat kader te plaatsen in de functie van Bedrijfsvoeringspecialist B, Informatie & Communicatie-technologie, gewaardeerd op schaal 10, in de formatie van het Politiedienstencentrum, Dienst Informatie management, Advies, IV Experts, IV Experts, met als plaats van tewerkstelling [standplaats te Den Haag]. Eiser heeft tegen dit voornemen bedenkingen ingediend. In het kader daarvan heeft eiser aangevoerd dat hij het op zich eens is met het advies van de Plaatsingsadviescommissie (PAC) voor wat betreft de functie IV-expert bij de dienst IM van het PDC binnen de nieuwe organisatie.
De werkzaamheden die eiser gedurende 25 jaar heeft verricht sluiten naadloos aan bij het samenstel van werkzaamheden van de functie IV-Expert. De bedenkingen richten zich, gelet op de zeer lange reistijd woon-werkverkeer, op de toegewezen standplaats Den Haag. Eiser verzoekt daarom om een plaatsing op een soortgelijke functie binnen het gedeconcentreerde team IV binnen de eenheid Limburg met als standplaats Maastricht.
Besluit plaatsing
6. Naar aanleiding van de bedenkingen heeft verweerder eiser bij het primaire besluit met ingang van 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en hem per diezelfde datum herplaatst in de functie Gespecialiseerd Medewerker C, Informatie & Communicatietechnologie, Informatieanalyse, gewaardeerd op schaal 9, in de formatie van het Politiedienstencentrum, Dienst Informatie management, Advies, Operationele I Experts, Operationele I Experts met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht]. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bezwaar
7.1
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat het taakgebied en het team (team PDC, Dienst Informatiemanagement, IV-Experts, subteam IV-Experts) correct bepaald zijn. In dit team komt de LFNP-functie van eiser, Bedrijfsvoeringspecialist A echter niet voor. De functie Bedrijfsvoeringspecialist B (BS B) is vergelijkbaar of uitwisselbaar met de oude korpsfunctie. Gelet daarop had eiser functievolger +1 moeten worden in plaats van functievolger (lees: herplaatsingskandidaat).
7.2
Eisers directe collega, [naam], is eveneens aangemerkt als herplaatsings-kandidaat, maar daarentegen wél geplaatst op de functie Bedrijfsvoeringspecialist B bij het team PDC, Dienst Informatiemanagement, IV-Experts, subteam IV-Experts. Beide medewerkers hebben dezelfde korpsfunctie, LFNP-functie en plaats van tewerkstelling. Verweerder heeft daarom in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld.
7.3
Als de aanwijzing als herplaatsingskandidaat correct is, is onduidelijk waarom eisers belangstelling voor de functie Bedrijfsvoeringspecialist B in het team IV-Experts niet is gehonoreerd. De PAC heeft immers zelf aangegeven dat deze functie gezien de kennis en ervaring passend is, maar een functie op schaalniveau 9 daarentegen niet. Eiser wordt nu in een functie geplaatst waarvan de PAC heeft aangegeven dat die niet passend was. Dit is onbegrijpelijk. Indien en voor zover het bevoegd gezag zich op het standpunt zou stellen dat het team IV-Experts in Maastricht overbezet zou zijn betoogt eiser dat blijkens de bezettingsoverzichten al tijdens de peildatum 17 november 2015 sprake was van overbezetting. Desondanks is [naam] toch in dit team geplaatst. Overbezetting kan daarom niet als argument tegen plaatsing van eiser in dit team gelden.
Bestreden besluit
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit herroepen voor zover het de plaatsing van eiser in de functie Gespecialiseerd medewerker C, Informatie & Communicatietechnologie, Informatieanalyse betreft. De aanwijzing van eiser als herplaatsingskandidaat is in stand gebleven. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een plaatsing op de door de Bezwaaradviescommissie HRM kamer PREO (bezwaarcommissie) geadviseerde functie van Bedrijfsvoeringspecialist C, Informatie & Communicatie-technologie, gewaardeerd op schaal 11, in het Politiedienstcentrum, Dienst Informatie management, Advies, IV Experts, IV Experts met als plaats van tewerkstelling [standplaats 1 te Maastricht] in strijd is met de plaatsingsregels. Verweerder verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de Aanpak reorganisatie in hoofdlijnen van 20 december 2013 (het Hoofdlijnenakkoord) waarin is afgesproken dat voor herplaatsingskandidaten als beleid wordt gevoerd dat horizontale plaatsingen op functies met overbezetting aanvaard worden en tot een grotere overbezetting mogen leiden voor zover dit om redenen van financiën en/of bedrijfsvoering redelijk is.
Voorts is afgesproken dat om redenen van continuïteit een voorkeur is voor herplaatsingen in het team waar het taakgebied van de uitgangspositie voor de overgang naar het LFNP terugkeert (het eigen team). Verweerder heeft de PAC verder als kader meegegeven dat herplaatsingsmogelijkheden op één schaal hoger of lager in het eigen team de voorkeur hebben op een horizontale herplaatsingsmogelijkheid in een ander team en niet zoals de bezwaarcommissie overweegt op twee schalen hoger in het eigen team. Het advies is volgens verweerder in strijd met de nader gemaakte afspraken die zijn vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord en wordt daarom niet overgenomen. Met eiser zullen afspraken worden gemaakt over het te volgen herplaatsingstraject.
Beroep
9.1
In beroep heeft eiser primair aangevoerd dat hij niet als herplaatsingskandidaat, maar als functievolger had moeten worden aangemerkt. Volgens bijlage 5 van de Afspraken uitvoering reorganisatie Politiewet 2012 (het Moederdocument) wordt de medewerker op zijn formele LFNP-functie geplaatst indien deze voorkomt in het team. Komt deze niet voor dan moet de Commissie Functievergelijking (CFV) kijken of er een andere functie in dat team vergelijkbaar of uitwisselbaar is. Bijlage 7 van het Moederdocument beschrijft de werkwijze van deze commissie. De commissie bepaalt aan de hand van de oude korpsfunctiebeschrijving of er een vergelijkbare of uitwisselbare functie is. De commissie legt hiertoe verantwoording af op een voorgeschreven formulier.
De bezwaaradviescommissie heeft de motivering uitgebreid en aangegeven dat de korpsfunctiebeschrijving niet de elementen ‘bijdrage aan verbetering’, ‘mentorschap’ en ‘complexiteit van netwerken’ bevat op grond waarvan de functie Bedrijfsvoeringspecialist B
(BS B) niet vergelijkbaar of uitwisselbaar zou zijn. Eiser stelt echter dat er voldoende aanknopingspunten zijn om de functie BS B als vergelijkbaar of uitwisselbaar met zijn oude korpsfunctie te achten. Als functievolger had hij daarom hierop geplaatst moeten worden. Als regulier functievolger is de bezetting niet relevant.
9.2
Subsidiair voert eiser aan dat als hij terecht als herplaatsingskandidaat is aangemerkt, het bevoegd gezag ten onrechte ongemotiveerd contrair is gegaan aan het advies van de bezwaarcommissie. De bezwaarcommissie heeft geadviseerd om eiser op de BS C-functie te plaatsen, omdat daar nog formatieruimte is. Verweerder wijst op de plaatsingsregels, maar vergeet dat de bezwaarcommissie deze plaatsingsregels al betrokken had in het advies. Eiser had als herplaatsingskandidaat op de functie BS C moeten worden geplaatst.
9.3
Eiser doet tot slot een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zowel in het advies als in het bestreden besluit is niet gemotiveerd aangegeven waarom [naam] wél en eiser niét geplaatst kon worden op de functie BS B in Maastricht. Verweerder heeft aan de hand van de formatieoverzichten van november 2015 en juni 2016 betoogd dat er geen formatieruimte was om eiser te plaatsen, maar dit verklaart niet waarom [naam] ondanks het gebrek aan formatieruimte wel geplaatst kon worden. Als er voor [naam] een uitzondering is gemaakt, zou dat ook moeten gelden voor eiser. Het belang van eiser dient zwaarder te wegen, dan het belang van de organisatie. Eiser wenst immers zijn eigen werk binnen zijn eigen team en binnen zijn eigen plaats van tewerkstelling voort te zetten. Eiser verzoekt te worden geplaatst op de functie BS B of C.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. Namens verweerder is bij aanvang van de zitting medegedeeld dat eiser bij besluit van 18 maart 2018 met ingang van 1 januari 2018 geplaatst is op de door hem geambieerde functie van Bedrijfsvoeringspecialist B met als standplaats Maastricht.
Eiser heeft desgevraagd ter zitting medegedeeld niet begrepen te hebben dat de brief van
18 maart 2018 een plaatsingsbesluit betrof, omdat enkel melding werd gemaakt van een ‘eerste aanbod’. Desgevraagd door de rechtbank is namens verweerder medegedeeld dat het besluit in de vorm van een ‘eerste aanbod’ is gegoten, om eiser nog in de gelegenheid te stellen de functie te kunnen weigeren. Namens verweerder is echter ook bevestigd dat het hier een officieel plaatsingsbesluit betreft.
12. Met betrekking tot de vraag of er voor eiser nog procesbelang is bij het voeren van de onderhavige procedure gezien de plaatsing in de functie Bedrijfsvoeringspecialist B per 1 januari 2018 is de rechtbank van oordeel dat dit belang gelegen is in een plaatsing van eiser met terugwerkende kracht tot 1 juli 2016 in ófwel de functie Bedrijfsvoeringspecialist B ófwel de functie Bedrijfsvoeringspecialist C. Deze laatste functie is door de PAC immers ook als passend voor eiser beschouwd.
13. Op grond van artikel 55lb, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) wordt de ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
De (voormalige) Minister van Veiligheid en Justitie, de korpschef, de politievakorganisaties en de Centrale Ondernemingsraad hebben in het zogenaamde vierpartijenoverleg afspraken gemaakt over de aanpak van de personele reorganisatie in verband met de totstandkoming van de Nationale Politie, de zogenoemde reorganisatie Politiewet 2012. Deze afspraken zijn op hoofdlijnen vastgelegd in het zogenoemde Hoofdlijnenakkoord van 20 december 2013. Als uitwerking van dit akkoord zijn vervolgens in het vierpartijenoverleg nadere, rechtspositionele afspraken gemaakt. Deze uitvoeringsafspraken zijn op 4 juni 2015 door het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken vastgesteld en zijn vastgelegd in het zogeheten ‘Moederdocument’ met bijlagen.
14. Volgens het Hoofdlijnenakkoord wordt de uitgangspositie van de medewerker in de reorganisatie bepaald door de aan hem per 1 januari 2012 toegekende LFNP-functie. Dit in samenhang met het samenstel van werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker vóór de overgang naar een LFNP-functie. Voor de meeste medewerkers is dat de oude korpsfunctie op 31 december 2011. In fase 1 worden medewerkers geplaatst op functies in de nieuwe formatie. Zij worden geplaatst als functievolger, dan wel vanuit de positie van herplaatsingskandidaat als in fase 1 een passende functie is gevonden.
Een functievolger volgt een vergelijkbare of uitwisselbare functie zoals bedoeld in artikel 55l van het Barp. Medewerkers met een vergelijkbare of uitwisselbare functie worden in de reorganisatie Politiewet 2012 allen aangewezen als functievolger, ongeacht de formatieruimte in de functie. Overbezetting in de vergelijkbare of uitwisselbare functie wordt dus geaccepteerd.
15.1
De vergelijkbare of uitwisselbare functies worden vastgesteld door functie-vergelijking. Die gebeurt - blijkens het Moederdocument, bijlage 5 ‘Functievergelijking reorganisatie politiewet 2012, Werkwijze Werk naar Team’- als volgt:
op basis van het samenstel van opgedragen werkzaamheden vastgelegd in de uitgangspositie voor de overgang naar een LFNP-functie wordt bepaald in welk taakgebied/werkveld de medewerker werkzaamheden zijn opgedragen. Aan de hand daarvan wordt bepaald in welk team in de nieuwe formatie dit taakgebied/werkveld terugkeert. Het resultaat daarvan wordt weergegeven in de zogenoemde “Van werk naar team”-tabellen.
15.2
Vervolgens wordt vastgesteld of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het desbetreffende team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst. Bij de beoordeling of de LFNP-functie van de medewerker voorkomt in de formatie van het betreffende team worden werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten buiten beschouwing gelaten
15.3
Als de LFNP-functie van de medewerker niet voorkomt in de formatie van het betreffende team, wordt gekeken of het samenstel van opgedragen werkzaamheden dat is vastgelegd in de uitgangspositie van de medewerker voor de overgang naar de LFNP-functie vergelijkbaar of uitwisselbaar is met een functie in de formatie van het team. Is dit het geval dan wordt de medewerker op die functie als functievolger geplaatst. Voor deze laatste vergelijking bestaat een commissie (Commissie Functievergelijking) die de korpschef hierover adviseert.
15.4
Voor wat betreft herplaatsing geldt volgens het Hoofdlijnenakkoord het volgende.
Als het team horizontale herplaatsingsmogelijkheden heeft, dan hebben deze de voorkeur boven horizontale mogelijkheden in andere teams. Zijn in het team geen horizontale herplaatsingsmogelijkheden beschikbaar, maar wel herplaatsingsmogelijkheden op één schaalniveau hoger of lager, dan hebben deze de voorkeur boven horizontale herplaatsingsmogelijkheden in andere teams.
16. De rechtbank stelt vast dat de motivering van verweerder voor eisers aanwijzing als herplaatsingskandidaat blijkt uit het advies van de bezwaarcommissie van 24 juli 2017, waarnaar verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen. In dit advies is aangegeven dat in het kader van de functievergelijking is vastgesteld dat er op de onderdelen ‘bijdrage aan verbetering’, ‘mentorschap’ en ‘complexiteit van netwerken’ geen aansluiting is met de functie van Bedrijfsvoeringspecialist B, mede omdat de kern van de functie is gelegen in de beleidsinzet in de brede zin van het woord en deze functie niet direct passend is.
De rechtbank kan deze onderbouwing voor eisers aanwijzing als herplaatsingskandidaat volgen, mede gelet op de ter zitting gegeven nadere toelichting.
17. Verweerder is er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd inzichtelijk te maken waarom eiser niét en zijn collega [naam] wél, ondanks een formatieve overbezetting, in de functie Bedrijfsvoeringspecialist B is geplaatst. Verweerder heeft verder ook niet inzichtelijk gemaakt waarom eiser dan vervolgens niet conform zijn belangstellings-registratie is geplaatst op de eveneens voor eiser als passend te beschouwen functie Bedrijfsvoeringspecialist C (met standplaats Maastricht). Verweerders betoog dat de plaatsingsregels zich zouden verzetten tegen deze plaatsing verticaal twee schalen positief acht de rechtbank niet maatgevend, omdat uit de gedingstukken blijkt dat verweerder meerdere personen in afwijking van diezelfde plaatsingsregels verticaal twee schalen positief heeft geplaatst. Verweerder heeft niet gemotiveerd onderbouwd waarom dit voor eiser niet mogelijk zou zijn. Gelet hierop slaagt het beroep.
18. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen (voorzitter),
mr. M.A.H. Span-Henkens en mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van
mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 3 december 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.