ECLI:NL:RBLIM:2018:11206

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
7203294 \ AZ VERZ 18-152
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op g-grond zonder ernstig verwijtbaar gedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen M.M.M.J. Brekelmans, in haar hoedanigheid als curator, en een werkneemster, aangeduid als [verweerder]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 september 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift en een mondelinge behandeling op 16 oktober 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een opzegverbod en dat de arbeidsovereenkomst alleen kon worden ontbonden indien er een redelijke grond voor was, zoals beschreven in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhouding tussen Brekelmans en [verweerder] ernstig verstoord was, wat een redelijke grond voor ontbinding opleverde. De werkneemster had zich ziek gemeld en er waren conflicten ontstaan over de zorg voor de curandus. De kantonrechter concludeerde dat herplaatsing van [verweerder] niet mogelijk was en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 30 november 2018 en geoordeeld dat [verweerder] recht had op een transitievergoeding van € 4.032,00, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar gedrag van haar kant.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen plaats was voor een billijke vergoeding, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van Brekelmans was vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7203294 \ AZ VERZ 18-152
Beschikking van de kantonrechter van 30 oktober 2018
in de zaak van:
M.M.M.J. BREKELMANS, in haar hoedanigheid van curator van [curandus] , geboren op [geboortedag curandus] 1985,
woonplaats kiezend Burgemeester Mulderstraat 3,
5913 AV Venlo,
werkgever,
gemachtigde mr. Q.J. van Riet,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
[verweerder],
wonend [adres verweerder] ,
[woonplaats verweerder] ,
werkneemster,
procederende in persoon,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna Brekelmans q.q. en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 11 september 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- het verweerschrift
- de akte van Brekelmans q.q.
- de mondelinge behandeling d.d. 16 oktober 2018.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de rechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 3 september 2003 is een curatele ingesteld over [curandus] , met benoeming van [A.] tot curator. Vervolgens is bij beschikking van de rechtbank Limburg, team Toezicht, d.d. 18 juni 2014 voornoemde curator ontslagen met gelijktijdige benoeming van Brekelmans q.q. tot curator.
2.2.
[verweerder] , geboren op [geboortedag verweerder] 1965, is op 1 september 2014 bij Brekelmans q.q. in dienst getreden als zorgverlener ten behoeve van [curandus] tegen een loon van
€ 2.800,00 bruto per maand op basis van 34 contracturen, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.3.
Op 5 december 2016 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.

3.Het geschil

3.1.
Brekelmans q.q. verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.2.
[verweerder] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het BW, of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.3.
Brekelmans q.q. verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW en stelt ter onderbouwing van het verzoek dat de verhouding van alle betrokkenen met [verweerder] zeer ernstig verstoord is geraakt. Dat komt onder meer door een onacceptabele bejegening van zowel Brekelmans q.q. als ook [curandus] , door het wijzigen van de woon- c.q. verblijfplaats van [curandus] zonder Brekelmans qq daarover te informeren en doordat zij [curandus] zou adviseren het gebruik van zijn medicatie te staken.
4.4.
[verweerder] voert aan dat de in het verzoekschrift gestelde feiten onjuist en/of onvolledig zijn weergegeven. Zij betwist deels de stellingen van Brekelmans q.q. en deels zijn haar gedragingen verklaarbaar vanuit de frustraties die zij opgelopen heeft als gevolg van het onoordeelkundig optreden van Brekelmans qq. Het feit dat zij daardoor te kennen heeft gegeven dat zij niet meer voor [curandus] kan werken tenzij er een andere curator komt heeft vermoedelijk geleid tot een persoonlijke vete vanuit mw. Engelen (werkzaam bij Brekelmans) en Brekelmans.
4.5.
Gelet op de over en weer geponeerde stellingen en de ter zitting afgelegde verklaringen is het de kantonrechter volstrekt duidelijk geworden dat partijen niet meer samen door een deur kunnen. Ook [verweerder] , die zich verzet tegen ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ziet dit wel in. Dit blijkt onder meer uit haar schriftelijke reactie naar aanleiding van het verzoekschrift (laatste volzin van de derde alinea onder het kopje
Resumerend en concluderend).Daar schrijft [verweerder] :
“Wel is zo dat door de manier van functioneren van verzoekster en mw. Engelen in het bijzonder in het kader van hun taken binnen het curatorschap het voor verweerster erg lastig, zo niet onmogelijk is haar (zorg)taken goed uit te kunnen voeren.”Uit hetgeen ter zitting over en weer is gezegd maakt de kantonrechter verder op dat het niet waarschijnlijk is dat partijen (inclusief Brekelmans qq), indien zij met elkaar verder zouden moeten, wel een modus zouden vinden om vruchtbaar met elkaar samen te werken.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Brekelmans q.q. naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW. Het is de kantonrechter verder gebleken dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is en evenmin in de rede ligt.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Brekelmans q.q. zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 30 november 2018. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van ten minste één maand.
4.8.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Brekelmans q.q. aan [verweerder] een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van Brekelmans q.q. is ontbonden. Brekelmans q.q. heeft betoogd dat [verweerder] zeer ernstig en verwijtbaar gehandeld heeft en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding. Hierbij is van belang dat [verweerder] [curandus] tot tweemaal toe in huis heeft genomen en [curandus] heeft overgehaald c.q. ertoe heeft gebracht te stoppen met het innemen van medicatie. Ook is [curandus] via e-mails onder druk gezet en zijn er scheldpartijen via e-mail geweest.
[verweerder] betwist de stellingen van Brekelmans q.q. en vraagt haar een vergoeding toe te kennen.
4.9.
Bij de beoordeling van de vraag of [verweerder] zich zodanig ernstig verwijtbaar heeft gedragen dat aan haar geen transitievergoeding toekomt merkt de kantonrechter allereerst het volgende op. Van ernstige verwijtbaarheid zoals hier wordt bedoeld is slechts in bijzondere situaties sprake. In de memorie van toelichting wordt bijvoorbeeld het plegen van diefstal genoemd. Het is de bedoeling van de wetgever geweest dat de vereiste ernstige verwijtbaar niet vaak zal voorkomen, het moet gaan om echt zeer ernstige gevallen.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de vraag of zo’n zeer ernstig verwijtbare situatie zich voordoet altijd beoordeeld moet worden in de context van het geval.
In dit geval is sprake van een bijzondere arbeidsovereenkomst, een zorgovereenkomst. [verweerder] verleende dagelijks gedurende een behoorlijk aantal uren zorg aan [curandus] . Toen [curandus] op een gegeven moment niet langer bij zijn ouders kon of wilde verblijven heeft zij hem zelfs tijdelijk in huis genomen. Los van de vraag of dat een goede beslissing was, duidelijk is wel dat de onderlinge verhouding heel anders is dan bij een gewone arbeidsverhouding het geval is. Dat maakt dat de kantonrechter voorzichtig moet zijn met het zich aanmeten van een oordeel over de gepastheid van bepaalde gedragingen en uitlatingen over en weer, hij heeft immers geen weet van de wijze van omgang zoals die tussen partijen heeft gegolden.
Verder heeft Brekelmans qq ter zitting aangegeven dat zij het verwijtbare van het handelen van [verweerder] vooral ziet in de relatie naar [curandus] . [verweerder] heeft echter gesteld dat [curandus] zelf de zorgovereenkomst met haar graag zou willen voortzetten. Dat is van de kant van Brekelmans qq niet gemotiveerd betwist. Ook dat weegt voor de kantonrechter mee bij het beoordelen van de verwijtbaarheid van de handelingen en uitlatingen van [verweerder] .
4.10.
In het licht van wat hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de handelingen en uitlatingen van [verweerder] niet gekwalificeerd kunnen worden als zijnde ernstig verwijtbaar. Dat betekent dat [verweerder] aanspraak heeft op de transitievergoeding. Deze bedraagt volgens de daarvoor geldende wettelijke normen
€ 4.032,00.
4.11.
[verweerder] heeft om toekenning van een vergoeding verzocht. Voor zover zij met dat verzoek doelt op het toekennen van een billijke vergoeding naast de transitievergoeding is de kantonrechter van oordeel dat daarvoor geen plaats is. Er is immers geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Brekelmans q.q. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Brekelmans q.q. zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Brekelmans q.q. grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Brekelmans q.q. een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zodat de verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.
4.12.
De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 30 november 2018,
5.2.
veroordeelt Brekelmans q.q. tot betaling van € 4.032,00 ter zake transitievergoeding,
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: