ECLI:NL:RBLIM:2018:11205

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
03.210740.17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van aanranding op de werkvloer na intern bedrijfsonderzoek

In de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van aanranding op de werkvloer, heeft de rechtbank Limburg op 30 november 2018 uitspraak gedaan. De zaak is behandeld in de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. M.P.J.C. Heuvelmans. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, die betrekking had op het aanranden van drie vrouwen in de periode van 2012 tot en met 2016. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak, onderbouwd met argumenten over de onduidelijkheid van het intern bedrijfsonderzoek en het gebrek aan ondersteunend bewijs.

De rechtbank oordeelde dat het dossier grotendeels was gebaseerd op intern onderzoek bij het bedrijf waar de verdachte werkzaam was. Dit onderzoek bevatte anonieme schriftelijke verklaringen van werknemers, maar de rechtbank vond de betrouwbaarheid van deze verklaringen oncontroleerbaar. Er was onduidelijkheid over de totstandkoming van de verklaringen, vooral met betrekking tot vertalingen en de mogelijkheid van beïnvloeding door gesprekken tussen werknemers. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij. Tevens werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 30 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.210740.17
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 november 2018. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
drie vrouwen heeft aangerand.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring, met dien verstande dat de periode ingekort wordt van 2014 tot en met 2016. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen van de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] worden ondersteund door hun verklaringen als getuige bij de rechter-commissaris en dat die verklaringen ook elkaar ondersteunen. Tevens heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaringen van de slachtoffers steun vinden in de (schriftelijke) verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] / [getuige 3] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Ten eerste is onduidelijk hoe het onderzoek en de diverse verklaringen in het dossier tot stand zijn gekomen als het gaat om bijvoorbeeld vertalingen en controleerbaarheid op juistheid. Ten tweede bevat het dossier geen enkel ondersteunend bewijs voor de verklaringen van de slachtoffers. Derhalve bevat het dossier te veel haken en ogen om te kunnen concluderen tot bewijs van ontuchtige handelingen, laat staan overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier is grotendeels tot stand gekomen op basis van intern onderzoek bij [naam bedrijf] , het bedrijf waar de verdachte in de ten laste gelegde periode als lijn-coördinator werkzaam was. Het dossier bevat meerdere, soms zelfs anonieme schriftelijke onderhandse verklaringen van werknemers van [naam bedrijf] . Die roepen het beeld op van de verdachte als een coördinator die met strakke hand leiding gaf aan zijn ploeg, en daarbij niet schroomde grenzen van werknemers te overschrijden door hen in ruil voor seksuele gunsten vaste arbeidscontracten of verlof te beloven.
De verdachte heeft dat beeld en de aantijgingen dienaangaande betwist.
Het is voor de rechtbank onduidelijk, oncontroleerbaar en dus niet toetsbaar op welke wijze die schriftelijk onderhandse verklaringen tot stand zijn gekomen. Het gaat veelal om samenvattingen van gesprekken die op verzoek van de werkgever met werknemers zijn gevoerd naar aanleiding van geruchten over seksuele intimidatie op de werkvloer. Wie die gesprekken heeft gevoerd en of daarbij gebruik is gemaakt van beëdigde tolken/vertalers is onduidelijk gebleven. Wie de samenvattingen van de gesprekken heeft gemaakt en of die samenvattingen überhaupt een juiste weergave van de gevoerde gesprekken zijn, is ook onduidelijk gebleven. In het verlengde daarvan is evenzeer onduidelijk gebleven of de werknemers die de schriftelijke verklaringen hebben ondertekend ook daadwerkelijk hebben begrepen wat zij hebben ondertekend. Het gaat hier immers grotendeels om Poolse werknemers, van wie het de vraag is of ze de Nederlandse en/of Engelse taal machtig zijn, terwijl de verklaringen in het Nederlands dan wel Engels/Nederlands zijn opgemaakt.
De vraag is verder gerechtvaardigd of, en zo ja in hoeverre, de verklaringen van de werknemers van [naam bedrijf] , niet alleen de onderhandse maar ook die naderhand bij de politie en/of de rechter-commissaris zijn afgelegd, (mede) zijn ingekleurd door gesprekken die zij met anderen of met elkaar hebben gevoerd over de verdachte en de ontuchtige handelingen die hij al dan niet zou hebben verricht. Nu is dat met geen enkele mogelijkheid meer te achterhalen en dat doet de vraag rijzen naar de betrouwbaarheid van die verklaringen. Een voorbeeld daarvan zijn de verschillen tussen de schriftelijke verklaring van [slachtoffer 1] (pg. 29) enerzijds en haar aangifte (pg. 21) en verklaring bij de rechter-commissaris anderzijds als het gaat om het al dan niet aanraken van haar billen.
Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard over los van elkaar staande incidenten. Strikt genomen bieden zij dan ook geen ondersteuning aan elkaars verklaringen. Maar ook voor het overige biedt het dossier geen daadwerkelijke steun aan het aan de verdachte gemaakte verwijt van ontuchtige handelingen jegens (een van) die slachtoffer(s). Zo heeft niemand verklaard dat hij een van de in de tenlastelegging genoemde handelingen zelf heeft waargenomen. De diverse getuigen hebben vooral het een en ander gehoord. Voor zover getuigen hebben verklaard wel zelf iets te hebben gezien of gehoord van grensoverschrijdend gedrag van verdachte, betreft dit geen tenlastegelegde feiten. De personen die wellicht wel iets met eigen ogen gezien zouden kunnen hebben van hetgeen verdachte ten laste is gelegd, zijn niet gehoord. De rechtbank bedoelt dan ene [naam] , waarover [slachtoffer 1] (pg. 21) verklaarde, en de man van [slachtoffer 3] , die haar blauwe plekken gezien zou hebben (pg. 40).
Nu voor het overige concrete en objectieve aanwijzingen voor betrokkenheid van de verdachte bij de hem verweten ontuchtige handelingen ontbreken, is de rechtbank, concluderend, van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Daarom zal de rechtbank de verdachte integraal vrijspreken.

4.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van 900 euro.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, wordt vrijgesproken, kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen en zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en
mr. A.H. Hamm-van de Water, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2018.
Buiten staat
Mr. A.H. Hamm-van de Water is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2012 tot en met 2016 in de gemeente Venray, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit:
  • het ontuchtig betasten en/of aanraken en/of vastgrijpen van de schaamstreek en/of billen en/of borsten van genoemde perso(o)n(en) en/of
  • (vervolgens) ontuchtig wrijven/aaien/strelen over en/of voelen aan de billen en/of borsten van genoemde perso(o)n(en) en/of
  • het ontuchtig leggen van zijn, verdachtes, hand(en) op de arm(en) en/of rug en/of genitaliën van genoemde perso(o)n(en),
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit:
  • het onverhoeds en/of van achteren benaderen van genoemde perso(o)n(en) en/of (vervolgens) zodanig onverwachts en/of snel handelen dat die genoemde perso(o)n(en) niet de gelegenheid had/hadden om zich daartegen te verweren en/of zich daaraan te onttrekken en/of
  • het dreigen met ontslag van genoemde perso(o)n(en).
(art 246 Wetboek van Strafrecht)