ECLI:NL:RBLIM:2018:1112

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
6355934 cv expl 17-7819
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast door huurder met psychische problematiek

In deze zaak vorderde de stichting Wonen Limburg ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die huurde van Wonen Limburg. De gedaagde partij, die kampt met een psychiatrisch ziektebeeld, veroorzaakte volgens Wonen Limburg ontoelaatbare overlast aan omwonenden. Ondanks eerdere pogingen tot oplossing en het aanbieden van alternatieve woonruimte, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij in strijd handelde met zijn verplichtingen als huurder, en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter hield rekening met de psychische problematiek van de gedaagde, maar concludeerde dat de belangen van de omwonenden zwaarder wogen. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van een maand. De gedaagde partij werd ook veroordeeld tot betaling van een bedrag per maand na de ontbinding en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6355934 \ CV EXPL 17-7819
Vonnis van de kantonrechter van 7 februari 2018
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij, hierna te noemen Wonen Limburg,
gemachtigde mr. C.J.P. Schellekens,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde partij] ,
gemachtigde mr. R.A.J. van der Leeuw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de door Wonen Limburg in het geding gebrachte producties 56 tot en met 63
  • de comparitie van partijen op 9 januari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] huurt van Wonen Limburg de zelfstandige woonruimte aan de [adres gedaagde partij] te [woonplaats gedaagde partij] .
2.2.
[gedaagde partij] kent een psychiatrisch ziektebeeld.
2.3.
Bij vonnis van 16 oktober 2013 is een procedure tussen partijen heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vorderingen van Wonen Limburg tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde worden afgewezen.
2.4.
Wonen Limburg heeft vele meldingen ontvangen betreffende overlast veroorzaakt door [gedaagde partij] of door personen die bij [gedaagde partij] op bezoek kwamen. Ook bij de politie zijn diverse meldingen van overlast gedaan.
2.5.
Wonen Limburg heeft op 30 mei 2016 een gesprek gehad met de [begeleidster gedaagde partij] van zorgorganisatie Proteion, begeleidster van [gedaagde partij] .
2.6.
Op 6 juni 2016 heeft Wonen Limburg samen met [begeleidster gedaagde partij] [gedaagde partij] bezocht teneinde de overlast te bespreken.
2.7.
Op 16 september 2016 heeft Wonen Limburg, samen met [begeleidster gedaagde partij] (Proteion) en de heer [A] (werkzaam bij forensisch psychiatrische polikliniek De Horst te Venlo) een bezoek gebracht aan de woning van [gedaagde partij] . Wonen Limburg heeft laten weten dat zij bereid was om [gedaagde partij] met voorrang en via een driepartijenovereenkomst via De Horst een andere woning aan te bieden. [gedaagde partij] heeft dit aanbod niet aanvaard.
2.8.
In januari 2017 is [gedaagde partij] een woning in Baarlo aangeboden. Ook dit aanbod is niet aanvaard omdat deze woning duurder was.
2.9.
Op 30 mei 2017 is [gedaagde partij] wederom een aanbod gedaan voor een andere woning. Het betrof een aanbod voor een tweede-kans-overeenkomst. Ook dit aanbod is niet geaccepteerd.
2.10.
Ook met de ouders van [gedaagde partij] zijn gesprekken gevoerd en is naar een oplossing gezocht.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert – samengevat – ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagde partij] tot ontruiming van het gehuurde en betaling van een bedrag van € 417,46 per maand na de ontbinding tot aan de ontruiming, een en ander met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt Wonen Limburg ten grondslag dat [gedaagde partij] , ook na het vonnis van 16 oktober 2013, nog steeds overlast veroorzaakt. Ter adstructie hiervan legt Wonen Limburg een groot aantal meldingen over van omwonenden, overlastlogboeken en een sfeerreportage van de politie.
Door het veroorzaken van overlast handelt gedaagde partij in strijd met zijn verplichtingen als goed huurder. Meer in het bijzonder handelt [gedaagde partij] in strijd met artikelen 6:265 lid 1 BW en 7:213 BW, en de artikelen 6.3. en 6.6. van de algemene huurvoorwaarden.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt geen overlast te veroorzaken. De medicatie is aangepast en hij ontvangt intensieve ondersteuning vanuit Proteion en De Horst. De geloofwaardigheid van de meldingen trekt [gedaagde partij] in twijfel gelet op de afstand tussen de woningen. Het heeft verder er alle schijn van dat er sprake is van een hetze van [B] . Het aantal meldingen van [B] is overweldigend en er is sprake van regelrechte dossieropbouw. De klachten zijn niet geobjectiveerd, er is sprake van bijzondere waarnemingen en het gaat niet om recente overlast.
Ook de kantonrechter oordeelde in het vonnis van 16 oktober 2013 dat de door Wonen Limburg aangevoerde tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigden.
Ter onderbouwing van het verweer legt [gedaagde partij] een verklaring gedateerd 30 oktober 2017 over van de dames [begeleidster gedaagde partij] en [begeleidster 2] , Thuisbegeleiding Proteion, alsmede een verklaring van de linker onderbuurvrouw [onderbuurvrouw C] en een schriftelijke verklaring d.d. 32 oktober 2017 van de cognitief gedragstherapeutisch werker en de psychiater van De Horst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wonen Limburg partij baseert haar vordering op de eerste plaats op artikel 6:265, lid 1, BW. Volgens dit artikel geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen uit overeenkomst aan de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter verder rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling of een tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding van een huurovereenkomst ter zake woonruimte te ontbinden, moet de rechter het gewicht van de tekortkoming afzetten tegen het woonbelang van de huurder (HR 30 november 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4914, NJ 1985, 232).
4.2.
Wonen Limburg stelt dat de tekortkoming eruit bestaat dat [gedaagde partij] (voortdurend) overlast bezorgt aan omwonenden. Ondanks de betwisting van [gedaagde partij] , is de kantonrechter van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat [gedaagde partij] ontoelaatbare overlast veroorzaakt aan omwonenden. Daartoe acht de kantonrechter de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
4.3.
Op de eerste plaats zijn er de talloze meldingen van [B] . Deze bestaan uit grotendeels uit het melden van dichtslaande/klappende deuren, geschreeuw en gehuil door [gedaagde partij] en overlast door (komende en vertrekkende) bezoekers van [gedaagde partij] . Ook buurtbewoner [buurtbewoner D] uit in haar brief van 13 juli 2016 (productie 15 bij dagvaarding) een groot aantal meldingen betreffende de periode 6/7 mei tot en met 29 juni 2016. Net als bij [B] gaat het hierbij met name slaan/klapperen van deuren, geschreeuw en gehuil. [buurtbewoner D] meldt verder overlast geconstateerd op 25 september en 27 september 2016.
Mevrouw [buurvrouw E] , buurvrouw van [gedaagde partij] , laat bij brief van 5 juli 2017 aan Wonen Limburg weten dat zij overlast ondervindt van [gedaagde partij] . De overlast bestaat uit (nachtelijke) geluidsoverlast en overlast door een penetrante wietgeur. Ook maakt mevrouw [mevrouw G] melding van overlast op 2, 7 en 8 augustus 2017.
Mevrouw [directe buurvrouw F] , directe buurvrouw, doet op 8 januari 2015 melding van mishandeling 27 december 2014, door [gedaagde partij] . Weliswaar verklaart [directe buurvrouw F] dat zij na dit incident geen (geluids)overlast meer ondervindt, maar dit doet naar het oordeel van de kantonrechter geen afbreuk aan de eerdere melding.
4.4.
Verder zijn er melding van geluidsoverlast van bezoekers van de heer [B] alsmede van de thuiszorg van [B] . Ook de sfeerrapportage van de brigadier van politie, de heer [brigadier] , spreekt boekdelen. Uit deze rapportage blijkt dat er vanaf juli 2013 tot en met 10 augustus 2017 76 registraties zijn gedaan met betrekking tot [gedaagde partij] . De heer [brigadier] verklaart dat [gedaagde partij] voor hem en zijn collega’s al zeer lange tijd een rode draad in de wijk is.
In een telefoongesprek met [B] neemt een medewerkster van Wonen Limburg, [medewerkster wonen zuid] , de geluidsoverlast zelf waar. Zij verklaart in een telefoonnotitie (productie 29 bij dagvaarding) flinke klappen en gestamp gehoord te hebben.
De dames [begeleidster gedaagde partij] en [begeleidster 2] van thuisbegeleiding van Proteion verklaren op 30 oktober 2017 dat zij overlast geconstateerd hebben bestaande uit kortdurend hard praten en keukenkastjes had dicht slaan. De dames bezoeken en begeleiden [gedaagde partij] gedurende vier dagen per week anderhalf uur per dag. Zij verklaren verder dat het in mindere tijden, het allemaal minder goed gaat met [gedaagde partij] , maar dat het momenteel wat beter gaat en dat de laatste maanden
minderoverlast wordt ervaren.
4.5.
De kantonrechter is verder van oordeel dat uit het procesdossier blijkt dat Wonen Limburg zich meer dan voldoende inspanningen heeft getroost om tot een oplossing te komen. Zo is Wonen Limburg in overleg getreden met diverse instanties, is een vervangende woning onder de vlag van beschermd wonen aangeboden in Baarlo en is een woning in Panningen aangeboden. [gedaagde partij] heeft dit alles van de hand gewezen omdat hij bij beschermd wonen te veel verworven zelfstandigheden zou moeten inleveren en de aangeboden woning in Panningen te veel risico op het veroorzaken van overlast voor hem zou meebrengen.
4.6.
Ondanks de psychiatrische problematiek, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde partij] ontoelaatbare en onrechtmatige overlast aan omwonenden veroorzaakt. De gedragingen van [gedaagde partij] wijken immers af van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, hetgeen door de Hoge Raad als onrechtmatige overlast wordt bestempeld.
Door het bezorgen van onrechtmatige overlast schiet [gedaagde partij] tekort in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. In beginsel is ontbinding van de huurovereenkomst dan ook geïndiceerd. Daarbij geldt dat [gedaagde partij] als gewaarschuwd man kan worden beschouwd. De kantonrechter overweegt in het vonnis van 16 oktober 2013 dat de aangevoerde tekortkomingen
op dat momentnog geen ontbinding rechtvaardigen, maar dat dit [gedaagde partij] geen vrijbrief verstrekt om overlast te veroorzaken.
4.7.
De ontbinding van een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte, met als gevolg een noodzakelijke ontruiming van die woonruimte, is per definitie ingrijpend voor een huurder. Ontbinding is echter niet aan de orde indien de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Naar het oordeel van de kantonrechter is van een bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming geen sprake. Er is immers sprake van sinds jaren aanhoudende overlast, waarvan thans niet beoordeeld kan worden dat daaraan op korte termijn een einde zal komen. Weliswaar verklaren de behandelend psychiater en de cognitief gedragstherapeutisch werker op 3 oktober 2017 dat de laatste melding van de politie van drie maanden geleden dateert, maar hiermee is nog niet gezegd dat deze stijgende lijn zich voortzet. Uit de producties 56 tot en met 63 blijkt dat in de afgelopen maanden meldingen zijn gedaan, waarvan de laatste dateert van 27 december 2017.
4.8.
Vervolgens dient de tekortkoming van [gedaagde partij] te worden afgezet tegen zijn (woon)belang. Het belang van Wonen Limburg bestaat eruit dat zij heeft te waken voor de leefbaarheid in de wijken waarin haar woningen gelegen zijn en dient zij haar huurders ongestoord woongenot te verschaffen.
[gedaagde partij] voert in dit verband aan hij bij toewijzing van de vorderingen tot ontbinding en ontruiming een acute noodsituatie zal komen te verkeren. Geen enkele woningstichting zal bereid zijn om hem een woning aan te bieden terwijl zijn financiële situatie hem niet toestaat alternatieve woonruimte te verkrijgen. Ook gelet op zijn psychische klachten en medicijngebruik is het onwenselijk dat hij zonder woon- of verblijfplaats komt te verkeren.
Hoewel de kantonrechter oog heeft voor de situatie waarin [gedaagde partij] verkeert en komt te verkeren, is hij van oordeel dat een belangenafweging in het voordeel van Wonen Limburg dient uit te vallen. Hierbij acht de kantonrechter van doorslaggevend belang dat de omwonenden reeds jarenlang worden blootgesteld aan de overlast van [gedaagde partij] . Hetgeen [gedaagde partij] aanvoert is van onvoldoende gewicht om de ontbinding met haar gevolgen tegen te houden.
4.9.
Het voorgaande brengt met zich dat de vordering van [gedaagde partij] wordt toegewezen, met dien verstande dat, gelet op het ziektebeeld van [gedaagde partij] , een ontruimingstermijn van een maand zal worden gehanteerd.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.10.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wonen Limburg worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,21
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 616,21
4.11.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen te [woonplaats gedaagde partij] , gemeente [gemeente] , aan de [adres gedaagde partij] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen een maand na betekening van dit vonnis voormeld gehuurde te ontruimen en te verlaten, met alle goederen en al de personen die zijdens [gedaagde partij] in voormelde woning verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Wonen Limburg te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Wonen Limburg te betalen een bedrag van € 417,46 per maand voor elke ingegane maand dat [gedaagde partij] na heden in het gehuurde verblijft, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Wonen Limburg gevallen en tot op heden begroot op € 616,21,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: