In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een achterstallige premie voor een ziektekostenverzekering. De gedaagde partij had een betalingsachterstand laten ontstaan en de eisende partij had haar vordering verminderd met een bedrag van € 100,00 en de premie over de periode van 2007 tot en met 2010. Na deze vermindering vorderde de eisende partij een hoofdsom van € 1.247,45, plus buitengerechtelijke incassokosten van € 226,41 en wettelijke rente vanaf 22 augustus 2018.
De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat een deel van de premie al was betaald, maar kon dit niet onderbouwen met bewijs. De kantonrechter oordeelde dat er geen onderbouwd verweer was tegen de vordering van de eisende partij en dat de gevorderde hoofdsom, rente en incassokosten toegewezen moesten worden. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisende partij op € 877,75 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.