ECLI:NL:RBLIM:2018:11030

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
04 6991848 cv expl 18-3847
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een koopprijs van een gestolen auto en de vraag naar de verkoper

In deze zaak vordert de eisende partij, een handelsonderneming in Porsche-onderdelen, de terugbetaling van € 23.250,00 van de gedaagde partij. De eisende partij stelt dat hij een koopovereenkomst heeft gesloten voor een Porsche 911, maar de verkoper op de overeenkomst is niet de gedaagde partij, maar een andere persoon. De gedaagde partij betwist dat hij de verkoper is en stelt dat de auto door de Duitse politie is in beslag genomen omdat deze gestolen was. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde partij de verkoper was. De kantonrechter concludeert dat de eisende partij niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat er geen koopovereenkomst tussen hem en de gedaagde partij tot stand is gekomen. De eisende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 800,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6991848 \ CV EXPL 18-3847
Vonnis van de kantonrechter van 21 november 2018
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] , [land woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde mr. R.M.E. Geraats,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
gemachtigde mr. L.A.M. van den Eeden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de comparitie, gehouden op 22 oktober 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] drijft een handelsonderneming in (onder andere) Porsche-onderdelen en –carrosserieën.
2.2.
[eisende partij] heeft een auto gekocht van het merk en type Porsche 911, voor een koopprijs van € 23.250,00. Er is door [eisende partij] een (handgeschreven) koopovereenkomst opgesteld, waarbij als verkoper is opgenomen [X] en als koper [eisende partij] .
2.3.
Op de eigendomspapieren (kentekenpapieren) van de Porsche stond een Italiaanse naam, niet zijnde die van de heer [X] .
2.4.
Voorafgaand aan de verkoop is [eisende partij] met zijn zoon, op 7 november 2014, bij [gedaagde partij] de Porsche gaan bezichtigen.
2.5.
De koop/verkoop heeft plaatsgehad op het erf van [gedaagde partij] . Onder andere partijen waren bij de koop/verkoop lijfelijk aanwezig.
2.6.
[eisende partij] heeft de koopsom betaald.
2.7.
Achteraf is gebleken dat de auto was gestolen. De Duitse politie heeft de auto bij [eisende partij] in beslag genomen.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 23.250,00, vermeerderd met rente en (na)kosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eisende partij] de koopovereenkomst ten grondslag. Hoewel deze koopovereenkomst is gesteld op naam van [X] , was dit niet de daadwerkelijke verkoper. [eisende partij] heeft de heer [X] nooit ontmoet en betwist dat deze bestaat. Er is sprake van een pseudo-volmacht. [eisende partij] heeft zaken gedaan met [gedaagde partij] .
Bij de verkoop waren enkel partijen en de kennis van [eisende partij] , de heer [Z] , aanwezig. De vader van [gedaagde partij] bevond zich ook ergens op het erf van [gedaagde partij] , maar was niet in de keuken bij de ondertekening van de overeenkomst aanwezig.
Nu [eisende partij] wel de koopsom heeft betaald, maar geen auto (meer) heeft is sprake van wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat hij geen partij bij de koopovereenkomst is geweest. De verkoper van de Porsche was de heer [X] . De heer [X] was ook bij de verkoop, op het erf van [gedaagde partij] , aanwezig. [gedaagde partij] heeft de koopsom niet in ontvangst genomen en heeft ook geen koopovereenkomst ondertekend. De vader van [gedaagde partij] was ook bij de verkoop aanwezig.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen houdt verdeeld de vraag of tussen partijen een koopovereenkomst voor de Porsche 911 is gesloten en zo ja, of [gedaagde partij] dan tekort is geschoten in de nakoming van die koopovereenkomst, dan wel ongerechtvaardigd is verrijkt, dan wel dat [gedaagde partij] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
[eisende partij] heeft op 7 november 2014 de Porsche ten huize van [gedaagde partij] bezichtigd. Hierbij was zijn zoon als ook [eisende partij] aanwezig. [eisende partij] heeft toen een foto(kopie) gemaakt van de kentekenpapieren. Vast staat dat die kentekenpapieren destijds niet op naam van [gedaagde partij] of de heer [X] stond. Een andere Italiaanse naam stond als kentekenhouder in de papieren.
Op 3 februari 2015 keert [eisende partij] terug naar [gedaagde partij] om de koop te sluiten en de auto op te laden en mee te nemen. Over de personen die bij die gelegenheid aanwezig waren lopen de stellingen uiteen; Volgens [eisende partij] waren aanwezig hijzelf en de heer [Z] en volgens [gedaagde partij] waren aanwezig hijzelf, de heer [X] , de vader van [gedaagde partij] en [eisende partij] alleen.
4.3.
Vast staat dat [eisende partij] op 3 februari 2015 heeft gekocht en heeft meegenomen. Ter bevestiging van de koop heeft [eisende partij] zelf een, handgeschreven, koopovereenkomst opgesteld. Een koopovereenkomst tussen de heer [X] als verkopende partij en de heer [eisende partij] als kopende partij. Over de vraag wanneer die koopovereenkomst precies is opgesteld, vooraf of op 3 februari 2015 ter plaatse, lopen de stellingen ook uiteen. Vast staat, zoals reeds gezegd, dat [eisende partij] deze koopovereenkomst zelf, handgeschreven, heeft opgesteld. Op de overeenkomst zijn vervolgens geen nadere opmerkingen geplaatst, in die zin dat bijvoorbeeld [gedaagde partij] (toch) als verkoper zou hebben dienen te gelden, of dat [gedaagde partij] in opdracht van [X] heeft getekend en/of dat [X] niet aanwezig was. Dit alles, in samenhang bezien met de stelling van [eisende partij] dat hij de heer [X] nimmer heeft ontmoet en dat deze ook niet bij de verkoop aanwezig was, en er een andere naam in de kentekenpapieren stond, bevreemdt de kantonrechter.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van [eisende partij] gelegen zijn stelling dat [gedaagde partij] , in tegenstelling van wat blijkt uit de koopovereenkomst, de verkopende partij is, nader dienen te onderbouwen. [eisende partij] stelt bijvoorbeeld dat de heer [Z] bij de koop aanwezig was en dat [eisende partij] aan [gedaagde partij] heeft betaald. Waarom overlegt [eisende partij] dan niet alvast een schriftelijke verklaring van die [Z] waarin over een en ander wordt verklaard? Er zijn thans te veel onduidelijkheden, die naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening en risico van [eisende partij] komen. [eisende partij] stelt en dient zijn stellingen deugdelijk te onderbouwen. De door [eisende partij] betrokken stelling roept allerlei vragen op, die ter zitting, ondanks dat [eisende partij] daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet voldoende zijn beantwoord. Op punten weersprak [eisende partij] zijn eigen, in de stukken staande, stellingen zelfs die, naar daartoe op te zijn gewezen, wel weer ‘rechtgebreid’ werden. [eisende partij] heeft nog geen begin van bewijs van zijn stelling gemaakt. Nu ligt er een koopovereenkomst tussen [X] en [eisende partij] , op grond waarvan [eisende partij] de auto heeft meegenomen.
Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter niet vaststellen dat [gedaagde partij] partij bij de koopovereenkomst was. Nu [eisende partij] nog geen begin van bewijs heeft gemaakt, acht de kantonrechter geen redenen aanwezig [eisende partij] alsnog toe te laten tot het leveren van bewijs van zijn stellingen.
4.5.
[eisende partij] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
4.6.
Nu [eisende partij] niet kan worden ontvangen in zijn vordering, komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de vragen of sprake is van een tekortkoming, ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatig daad.
4.7.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op € 800,00 ter zake salaris gemachtigde (2 x tarief € 400,00).
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eisende partij] niet ontvankelijk,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] gevallen en tot op heden begroot op € 800,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: