ECLI:NL:RBLIM:2018:10961

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
03/659128-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting door terbeschikkinggestelde verdachte met gevangenisstraf en tbs-maatregel

Op 23 november 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een al ter beschikking gestelde verdachte, die op 6 mei 2018 in Oostrum een verkrachting heeft gepleegd. De verdachte, die bekend heeft, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische stoornissen en eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de volledige kosten van de kleding van het slachtoffer zijn vergoed, evenals een bedrag van 5.000 euro aan smartengeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen het gevoel van eigenwaarde van het slachtoffer ernstig heeft aangetast en dat de gevolgen van de verkrachting voor het slachtoffer ingrijpend zijn geweest. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar op te leggen, gevolgd, en heeft de tbs-maatregel opgelegd om de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij geregeld, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van 5.559,51 euro, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659128-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
preventief gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Zwolle.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. T. Kemper, advocaat kantoorhoudende te Rosmalen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft zich gevoegd als benadeelde partij en is ter zitting verschenen. Zij is bijgestaan door haar raadsvrouw mr. J.P.C. van den Bogaard. De vordering van de benadeelde partij is behandeld en toegelicht door de raadsvrouw. Daarnaast heeft het slachtoffer ter terechtzitting gebruik gemaakt van haar spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel haar heeft aangerand.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het oordeel van de rechtbank [1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde verkrachting kan worden bewezen. De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde bewezen, gelet op:
- de verklaring van [slachtoffer] [2] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte [3] .
De rechtbank volstaat ten aanzien van het primair bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 6 mei 2018 te Oostrum, gemeente Venray, door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte:
- met zijn, verdachtes, hand een van de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en in de borst van die [slachtoffer] geknepen en
- met zijn, verdachtes, hand de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en
- vervolgens zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en daarbij heen-en-weergaande bewegingen gemaakt en
- zijn, verdachtes, broek en onderbroek naar beneden gedaan/getrokken en vervolgens in het bijzijn van die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis getrokken,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitenlijkheden hierin dat hij, verdachte:
- de pieper van die [slachtoffer] heeft afgepakt en weggegooid en
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd/gedrukt/gegooid en vervolgens bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en
- de (boven)kleding van die [slachtoffer] heeft gescheurd en vervolgens met kracht in een van de borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: ‘Doe je benen wijd!’, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geprobeerd te duwen en
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan en vervolgens zijn, verdachtes, vingers met kracht in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater T.W.D.P. van Os en psycholoog F.M. Vuister hebben op 13 respectievelijk 18 juli 2018 een rapport uitgebracht over de verdachte. Zij constateren beiden ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen. De psychiater diagnosticeert een periodieke explosieve stoornis, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en psychopathische trekken en een stoornis in cannabisgebruik. De psycholoog diagnosticeert een antisociale persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van psychopathie, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in gebruik van een amfetamineachtig middel. De psychiater rapporteert verder een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, de psycholoog kwalificeert dit als partiële zwakbegaafdheid.
Volgens de psycholoog bestonden deze gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen van de geestvermogens ook tijdens het begaan van het feit, volgens de psychiater is dat gezien het chronische karakter waarschijnlijk. Zij concluderen beiden dat deze beperkingen het gedrag van de verdachte hebben beïnvloed. Hij heeft daardoor namelijk weinig inzicht in de gedachten en emoties van zichzelf en anderen. Als zijn behoeftes niet worden bevredigd, laat hij zich overvallen door zijn impulsen. Die kan hij vervolgens onvoldoende afremmen, terwijl hij niet stilstaat bij de gevolgen daarvan.
De psychiater en de psycholoog adviseren daarom de verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen. Aan de hand van deze adviezen komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen is. Zij oordeelt bovendien dat er ook overigens geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar en een (nieuwe) ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging.
Zij neemt daarbij als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, zoals de richtlijn voor strafvordering bij verkrachting voorschrijft aan het openbaar ministerie. Als strafverzwarende omstandigheden beschouwt zij enerzijds het forse geweld dat de verdachte heeft toegepast en anderzijds zijn eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven. Bij volledige toerekening zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar volgens haar daarom passend zijn. Gelet op de adviezen van de psycholoog en de psychiater die inhouden dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, vordert zij echter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar.
Daarnaast vordert de officier van justitie een nieuwe last tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De huidige maatregel is opgelegd in 2010 en toegesneden op geweldsmisdrijven. In de maand voor de verkrachting werd het risico op seksuele recidive door de kliniek nog als laag ingeschat. Inmiddels taxeren de psychiater en de psycholoog dit risico als hoog. De behandeling, proportionaliteit en subsidiariteit moeten volgens de officier van justitie dan ook worden herijkt, dit keer met betrekking tot een zedendelict uit 2018. Het opleggen van een nieuwe tbs-maatregel is daarom passend en geboden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte en zijn raadsman erkennen dat een gevangenisstraf en een tbs-maatregel allebei nodig zijn. De raadsman vertrekt vanuit het oriëntatiepunt van de rechtspraak voor een op te leggen straf bij verkrachting, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Hij verwijst vervolgens naar twee uitspraken die op en onder deze strafmaat uitkomen bij volledige toerekeningsvatbaarheid. Bovendien meent hij dat een lange gevangenisstraf op zichzelf weinig toegevoegde waarde heeft, terwijl een voortgezet verblijf in een penitentiaire inrichting niet bevorderlijk is voor de noodzakelijke behandeling. De verdachte is op het moment van de zitting 188 dagen voorlopig gehecht. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel deze voorlopige hechtenis evenaart of zo kort mogelijk overschrijdt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
Inleiding
Bij de bepaling van de straf en de maatregel is gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals dit alles uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft de verkrachting bekend. Daarom kon de rechtbank hierboven volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. Hoewel uit de bewezenverklaring al blijkt wat er uiteindelijk is gebeurd, zal de rechtbank daar nu uitgebreider op ingaan in het kader van de vraag naar wat een passende straf en/of maatregel is.
6.3.2
Het strafbare feit
Het slachtoffer is de persoonlijke begeleidster van de verdachte bij TBS kliniek De Rooyse Wissel. De verdachte, die in het psychologisch rapport onder meer als zwakbegaafd wordt omschreven, heeft de gewoonte met mannelijke begeleiders te stoeien en vrouwelijke begeleidsters te knuffelen in de vorm van een omhelzing. De dag voorafgaand aan de verkrachting heeft de verdachte een deur ingeslagen omdat een vrouwelijke collega hem had gevraagd te stoppen met knuffelen. Als persoonlijke begeleidster van de verdachte heeft de aangeefster dit incident de volgende ochtend met de verdachte besproken. Zij heeft gezegd dat het beter is om helemaal niet meer te knuffelen met vrouwelijke begeleidsters.
In de middag hebben ze daar opnieuw over gepraat terwijl ze planten water gaven in de kassen achter op het terrein.
Als ze terugkomen in het dagactiviteitencentrum om de sleutel op te bergen, grijpt de verdachte de pieper met de noodknop uit aangeefsters broekzak, rukt die los en gooit hem weg. Hij pakt aangeefster met beide armen vast en werkt haar naar de grond. Zij valt op haar rug en hij gaat bovenop haar zitten, met zijn knieën aan weerszijden en zijn gezicht richting dat van haar. Met beide handen scheurt hij haar shirt vanaf de hals open. Met één hand betast hij haar borst, met de andere knijpt hij haar keel dicht. Aangeefster schreeuwt dat hij moet stoppen, maar de verdachte reageert niet en gaat door. De verdachte draait zich om en knielt op haar armen. Hij worstelt even met haar broek en trekt die vervolgens kapot. Nadat hij de broek en slip tot aan haar onderbenen schuift, draait hij zich weer om. Met één knie tussen haar benen en de ander rechts ernaast zegt hij: “Ik weet dat ik hiervoor in de separeer kom, maar dit krijg je daarvan.” Aangeefsters armen zijn op dat moment vrij, maar toch kan ze nauwelijks bewegen, want de verdachte is haar met zijn lengte van 1.92 meter en zijn gewicht van zo’n 150 kilo de baas. Hij probeert met zijn hand in haar vagina te komen, maar haar benen liggen te dicht bij elkaar. Daarom grijpt hij aangeefster opnieuw bij de keel en roept: “Benen wijd!” Ze krijgt bijna geen lucht en kan zelfs niet meer schreeuwen. Het lukt haar nog net om te zeggen: “Niet mijn keel” en “Mijn broek zit in de weg.” Nadat de verdachte met zijn vingers bij haar binnendringt, kan aangeefster een arm strekken tot aan haar pieper en slaagt zij erin de noodknop in te drukken. Het slachtoffer wordt dan gered door te hulp schietende collega’s.
6.3.3
De gevolgen voor het slachtoffer
De verdachte heeft met deze daad het gevoel van eigenwaarde en het professionele vertrouwen van aangeefster ernstig aangetast. Zij omschreef zichzelf een paar dagen later bij de politie als vernederd, beschaamd, onzeker en eenzaam. De fysieke sporen van het geweld waren zichtbaar en voelbaar in de vorm van striemen in de nek, blauwe plekken op en boven haar oogleden, schaafwonden, verdere blauwe plekken, een kras op haar voorhoofd, een bloedneus, een dikke bovenlip, een pijnlijke keel en een stijve nek.
Op de zitting heeft zij verteld wat de verkrachting voor haar persoonlijke en werkzame leven in negatieve zin heeft betekend en nog betekent.
6.3.4
Tbs met dwangverpleging
De verdachte heeft verklaard dat hij geen plan had, maar werd overvallen door een plotselinge impuls. Met de psycholoog constateert de rechtbank dat het knuffelverbod bij deze impuls een belangrijke rol heeft gespeeld. De rechtbank baseert dit oordeel op uitlatingen tijdens de verkrachting (“Dit krijg je daarvan”) en in het psychologisch onderzoek (“Als ze mij iets afpakken, dan pak ik ze terug”). Ook ter terechtzitting greep de verdachte bij herhaling terug op de beslissing die aangeefster eerder die dag had overgebracht.
De psycholoog en de psychiater hebben gerapporteerd over het leven en de persoonlijkheid van de verdachte. Zijn ouders hebben hem affectief en pedagogisch verwaarloosd. Van jongs af aan zat hij in allerlei internaten en zorginstellingen. Diverse overplaatsingen hebben hechtingsproblematiek en verlatingsangst teweeggebracht. Onderwijs kreeg hij al die jaren nauwelijks. Zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling zijn hierdoor achtergebleven. Hieruit zijn vervolgens een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en psychopathische trekken ontstaan. De psychiater vindt bovendien dat de verdachte lijdt aan een periodiek explosieve stoornis die zijn impulsieve handelen verklaart. Deze toch al beperkte mogelijkheden van verdachte worden nog verder ondergraven door stoornissen in het gebruik van verdovende middelen. De verdachte zegt zelf dat hij recent in detentie nog op zoek is geweest naar drugs en alcohol. De deskundigen beschouwen zijn stoornissen dan ook als blijvend en concluderen dat de verdachte voor de rest van zijn leven gespecialiseerde begeleiding nodig zal hebben. Ze adviseren allebei om de verkrachting in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en hem tbs met dwangverpleging op te leggen.
De officier van justitie heeft gesteld dat een nieuwe tbs-maatregel de voorkeur heeft boven het laten voortduren van de reeds bestaande tbs-maatregel. De huidige tbs-maatregel en behandeling zijn toegesneden op geweldsmisdrijven zonder seksuele component. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een nieuwe tbs-maatregel noodzakelijk en geboden is, zodat bij de verdere behandeling en alle besluiten die in de toekomst nog moeten worden genomen de onderhavige verkrachting als indexdelict zal gelden. Deze beslissing is mede ingegeven door het feit dat verdachte in 2010 door de rechtbank Breda onherroepelijk veroordeeld is voor een zedendelict en de kliniek desondanks bezig was met het afbouwen van libidoremmende middelen bij verdachte, zonder dat duidelijk is geworden of het begeleidend personeel daarvan voldoende op de hoogte was en daar dus voldoende alert op kon zijn.
De rechtbank beveelt voorts dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd, omdat de algemene veiligheid van personen ook deze verpleging eist. De verdachte vormt een ernstig gevaar voor zijn omgeving, gelet op het hoge risico op recidive met seksueel geweld. Daarbij merkt de rechtbank op dat de duur van de maatregel onbegrensd zal zijn, omdat deze is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam en de rechtbank dwangverpleging beveelt.
6.3.5
Gevangenisstraf
De rechtbank vindt dat de verdachte naast het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ook straf verdient. Indien alleen de maatregel zou worden opgelegd, zou de verdachte er te weinig van merken omdat hij thans al een andere tbs-maatregel ondergaat. Het is belangrijk dat de verdachte voelt dat hij wordt gestraft.
Binnen de rechtspraak zijn oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Die zijn gebaseerd op de landelijke praktijk en geven rechters een vertrekpunt van denken. Het huidige oriëntatiepunt voor een verkrachting is twee jaar gevangenisstraf. Deze straf gaat uit van het zogenaamde “modale feit” (dat wil zeggen: de meest voorkomende verschijningsvorm).
De rechtbank beschouwt het in deze zaak door de verdachte toegepaste geweld als strafverzwarende omstandigheid. De verdachte is een grote en zware man, die het slachtoffer alleen al daarom fysiek de baas was. Hij heeft bovendien zijn hele lichaam gericht ingezet om haar in bedwang te houden. Bijzonder angstaanjagend zijn voor het slachtoffer de momenten geweest waarop hij haar bij de keel greep en deze dicht drukte. Dat dit met veel kracht is gebeurd, blijkt mede uit de striemen in haar nek.
Als strafverminderende omstandigheid geldt dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De raadsman heeft aangevoerd dat voortgezette detentie niet bevorderlijk zal zijn voor de nodige behandelingen. Op zijn verzoek hebben beide deskundigen echter gerapporteerd dat detentie geen nadelige gevolgen zal hebben. Behandeling is al mogelijk in detentie, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte in de gevangenis gevaarlijker zal zijn dan in een kliniek. Een onderbreking van de tbs-verpleging voor het ondergaan van een gevangenisstraf is dus geen bezwaar.
Alles overwegend zal de rechtbank een – geheel onvoorwaardelijke – gevangenisstraf opleggen van drie jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij

Het slachtoffer heeft zich tevens gevoegd als benadeelde partij. In die hoedanigheid vordert zij vergoeding van € 980,79 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. Zij vordert bovendien dat de rechtbank over dit hele schadebedrag wettelijke rente zal toewijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de hele vordering toewijsbaar is.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft enkele materiële schadeposten op onderdelen betwist en zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman twee omstandigheden als irrelevant afgewezen en vijf uitspraken gepresenteerd als beter vergelijkbare gevallen. Hij acht in totaal een bedrag van € 445,48 tot € 790,48 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 tot € 2.500,00 aan immateriële schade toewijsbaar.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Reiskosten
De reiskosten zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank wijst € 189,00 toe.
7.3.2
Medische kosten
De medicatie van € 26,18 is voor de pleegdatum gekocht. De benadeelde partij heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze kosten desondanks gelden als rechtstreekse schade van het strafbare feit. De energetische therapie en bloesemremedie van € 204,00 zijn wel voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank wijst € 204,00 toe.
7.3.3
Telefoonkosten
De kostenpost van € 61,66 omvat de reguliere abonnementskosten en de extra gebruikskosten. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft op zitting toegelicht dat de berekening onjuist is. Zij heeft de eis verminderd tot € 11,56 aan kosten buiten de bundel. Deze gewijzigde vordering is voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank wijst € 11,56 toe.
7.3.4
Huishoudelijke hulp
Het slachtoffer vordert € 345,00 aan (abstract begrote) kosten voor huishoudelijke hulp. De vordering baseert zij op een arrest van de Hoge Raad, de omvang baseert zij op een richtlijn van de Letselschaderaad. De rechtbank constateert dat zowel het arrest als de richtlijn zien op letselschade, als gevolg waarvan het slachtoffer niet langer in staat is de huishoudelijke werkzaamheden zelf te verrichten.
In haar schriftelijke toelichting vermeldt het slachtoffer slechts dat zij “licht beperkt” was en de huishoudelijke werkzaamheden vijf weken niet zelf kon doen. Op zitting is gebleken dat zij al die tijd bij haar ouders heeft gewoond. Als lichamelijke klachten heeft zij in haar schriftelijke toelichting opgesomd “bloeduitstortingen keel en rug, snee voorhoofd, spierpijn, pijn linker sleutelbeen”. Uit de bijgevoegde brief van de huisarts blijkt niet dat dit letsel haar heeft beperkt in huishoudelijke werkzaamheden. De omschrijvingen van drie dagen na de pleegdatum zijn althans zodanig (“wat last”, “wat pijn”), dat een nadere motivering nodig is om (zelfs maar een lichte) beperking voor huishoudelijke werkzaamheden aan te nemen. Die aanvulling ontbreekt echter. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd en wijst die af.
7.3.5
Kleding
Het slachtoffer heeft een bedrag van € 154,95 gevorderd voor de kleding die zij op het bewuste moment droeg.
De verdachte moet het slachtoffer volgens het burgerlijk recht (in financieel opzicht) zoveel mogelijk brengen in de situatie waarin zij zonder verkrachting zou hebben verkeerd. De schadevergoeding is dan ook primair gericht op het terugbrengen in dezelfde financiële toestand van voor het feit.
De omvang van de schade moet worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen de werkelijke situatie na de verkrachting enerzijds en de hypothetische situatie zonder deze verkrachting anderzijds. Het vermogensnadeel bij onherstelbare beschadiging van soortzaken bestaat in het algemeen uit de marktwaarde, dus de waarde in het economisch verkeer op het moment van het verlies. Die algemene regel geldt echter niet voor de kleding van het slachtoffer, omdat zij gedwongen is om vergelijkbare nieuwe kleding aan te schaffen. Het is daarom redelijk indien de verdachte de volledige aanschafkosten vergoedt.
De raadsman van de verdachte acht een afschrijving van 50% in dit verband reëel. De rechtbank oordeelt echter dat geen sprake is van enig voordeel voor het slachtoffer, dat redelijkerwijs in rekening moet worden gebracht Het verschil in kwaliteit en levensduur tussen nieuwe en gedragen (maar ongeschonden) doorsneekleding is te klein om rechtens relevant te zijn.
De kleding is deels beschadigd door het geweld en deels besmet met de herinnering, maar in elk geval volledig onbruikbaar voor het slachtoffer. De rechtbank verwerpt daarom het betoog van de raadsman, die aanvoert dat het hemdje, de bh en de slip nog intact zijn en dus niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank wijst dan ook de hele vordering van € 154,95 toe.
7.3.6
Smartengeld
De GZ-psycholoog heeft op 13 juni 2018 symptomen van een acute stressstoornis als gevolg van de verkrachting gediagnosticeerd bij het slachtoffer. Het psychisch letsel van het slachtoffer rechtvaardigt de toekenning van smartengeld. De rechtbank acht hiervoor een bedrag van € 5.000 voor dit moment passend en verklaart het slachtoffer voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. Zowel de uitspraken waarnaar het slachtoffer als de verdachte wijst, ter onderbouwing van een hogere respectievelijk een lagere vergoeding zijn anders dan het onderhavige geval.
Het staat het slachtoffer, dat een voorschot heeft gevorderd, vrij om in een later stadium bij de civiele rechter het eventuele restant te vorderen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primair bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast dat de verdachte voor het primair bewezenverklaarde
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter, mr. J.M.A. van Atteveld en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
primair
hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Oostrum, gemeente Venray, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of
meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij,
verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of over de borsten van die [slachtoffer] gewreven en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (daarbij) heen-en-weergaande bewegingen gemaakt en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden gedaan/getrokken en/of (vervolgens) in het bijzijn van die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis getrokken,
en bestaande dat geweld of die andere feitenlijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- de pieper van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of weggegooid en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd/gedrukt/gegooid en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- de (boven)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken/gescheurd en/of (vervolgens) met kracht in de borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Doe je benen wijd!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geprobeerd te duwen en/of
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of naar beneden gedaan en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, vinger(s) met kracht in de vagina van die [slachtoffer] heeft gedrukt/geduwd en/of
- voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) tekenen van onwil en/of protest van die [slachtoffer];
subsidiair
hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Oostrum, gemeente Venray, door geweld of (een) andere feitenlijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,(telkens):
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of over de borsten van die [slachtoffer] gewreven en/of in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de vagina van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden gedaan/getrokken en/of (vervolgens) in het bijzijn van die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis getrokken,
en bestaande dat geweld of die andere feitenlijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- de pieper van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of weggegooid en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd/gedrukt/gegooid en/of (vervolgens) bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- de (boven)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken/gescheurd en/of (vervolgens) met kracht in de borsten van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Doe je benen wijd!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geprobeerd te duwen en/of
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of naar beneden gedaan en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, vinger(s) met kracht in de vagina van die [slachtoffer] heeft geprobeerd te drukken/duwen en/of
- voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) tekenen van onwil en/of protest van die [slachtoffer].

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit de processen-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, d.d. 7 respectievelijk 19 juli 2018 met proces-verbaalnummer 2018-066934, (in zijn geheel) doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 223.
2.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer/benadeelde [slachtoffer] d.d. 9 mei 2018 op de pagina’s 49, 51-54.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 mei 2018 op de pagina’s 26-29.