Uitspraak
RECHTbANK Limburg
1.Onderzoek van de zaak
2.De vordering van de officier van justitie
3.De beoordeling
4.De beslissing
wijst afde vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Limburg
Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte medeplichtig was aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, die in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017 betrokken was bij deze strafbare feiten, ontving naar eigen zeggen huur voor het ter beschikking stellen van een gedeelte van zijn loods. De officier van justitie vorderde een ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aanvankelijk geschat op € 189.428,06, maar later gewijzigd naar € 1.750,00. De verdediging stelde dat de verdachte geen wederrechtelijk voordeel had genoten, omdat hij geen wetenschap had van de hennepkwekerij en de ontvangen huur legitiem was.
De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 november 2018, waar zowel de verdachte als zijn raadsvrouw aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen voordeel had genoten in de bewezenverklaarde periode, omdat het strafdossier geen aanknopingspunten bood voor het tegendeel. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af, omdat niet aannemelijk was geworden dat de verdachte enig wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.