ECLI:NL:RBLIM:2018:10849

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
03/720213-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit door het ter beschikking stellen van een loods

Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte had een loods verhuurd aan een onbekende huurder, waarbij later bleek dat in deze loods een hennepkwekerij was gevestigd. De verdachte was zich bewust van de aanwezigheid van een hennepkwekerij, maar ontkende dit aanvankelijk. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de feiten, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte vanaf 1 december 2016 opzettelijk gelegenheid heeft verschaft voor deze misdrijven door de loods ter beschikking te stellen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar kreeg een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte al een bedrag had betaald dat de schade overstijgt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/720213-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, advocaat, kantoorhoudende te Tegelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 november 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:samen met anderen opzettelijk 904 hennepplanten heeft geteeld en/of aanwezig heeft gehad dan wel medeplichtig daaraan is geweest, althans 904 hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Feit 2:samen met anderen elektriciteit heeft gestolen dan wel medeplichtig daaraan is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor feit 1 primair (medeplegen van hennepteelt) en feit 2 primair (medeplegen van diefstal van elektriciteit) dient te worden vrijgesproken. Het strafdossier bevat voldoende aanknopingspunten om te veronderstellen dat de hennepkwekerij (mede) door verdachte is opgezet en onderhouden. De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 subsidiair (medeplichtigheid aan hennepteelt) en feit 2 subsidiair (medeplichtigheid aan diefstal elektriciteit). Hij heeft aangevoerd dat de medeplichtigheid van verdachte aan die feiten daaruit bestaat dat hij een ruimte ter beschikking heeft gesteld aan een persoon zonder diens identiteit te controleren. Bovendien wist de verdachte dat er meer aan de hand was. Zijn zoon [naam zoon verdachte] heeft in de zomer van 2016 een henneplucht geroken en bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij de huurder in september hierover heeft aangesproken. Ook heeft de verdachte een dikke stroomkabel uit de meterkast zien lopen. Volgens de officier van justitie hebben de strafbare feiten met wetenschap van de verdachte plaatsgevonden vanaf het begin van de zomer van 2016, te weten vanaf 6 juli 2016 en niet, zoals de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, pas vanaf eind 2016.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Over feit 1 primair (medeplegen van hennepteelt) heeft zij aangevoerd dat vaststaat dat de aangetroffen hennepplanten niet door de verdachte zijn geteeld. De verdachte heeft geen enkele bijdrage hieraan geleverd. Ook voor wat feit 1 subsidiair (medeplichtigheid aan hennepteelt) betreft, dient verdachte te worden vrijgesproken. De verdachte verhuurde het achterste gedeelte van zijn loods sinds augustus 2016 aan een persoon voor bedrijfsmatige kachelopslag. Pas later, in het najaar van 2016, ontstond het vermoeden dat er mogelijk een hennepkwekerij in het verhuurde gedeelte van de loods geëxploiteerd werd. Toen de verdachte daarop aangaf dat hij de huurovereenkomst wilde beëindigen, werd hem in januari 2017 door de huurder veel geld aangeboden. De verdachte had voor die tijd niet kunnen en moeten weten dat in zijn loods een hennepkwekerij aanwezig was. De verdachte heeft immers gezien dat er dozen met kachels en kachelpijpen in de loods werden gestald. Bovendien had hij geen sleutel van het verhuurde gedeelte en heeft die ruimte geen raam. De hennepkwekerij was niet zichtbaar van buitenaf. Daarnaast was de verdachte gedurende de dag vaak afwezig en in het jaar 2016 verbleef hij vaak aangesloten dagen in Duitsland in verband met werkzaamheden. Geluiden of geuren die verband houden met een hennepkwekerij heeft de verdachte niet kunnen waarnemen. De machines van zijn bedrijf produceren 24 uur per dag een aanzienlijk lawaai in de loods. Door de aanwezigheid van bassins met koi-karpers hangt er een bedompte lucht in de loods, die verhindert dat er andere geuren worden waargenomen. Van voorwaardelijk opzet bij de verdachte is dan ook geen sprake. Verder heeft de verdachte niet de beschikking gehad over de aangetroffen hennep, waardoor ook feit 1 meer subsidiair (bezit hennep) niet bewezen kan worden verklaard. Ten slotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat zowel voor feit 2 primair (medeplegen van diefstal elektriciteit) als voor feit 2 subsidiair (medeplichtigheid aan diefstal elektriciteit) geen bewijs voorhanden is. Derden hebben een kabel via de kabelgoot naar de elektriciteitsruimte van de loods gebracht. Deze ruimte was voor een ieder toegankelijk en niet afgesloten. Verdachte heeft nimmer waargenomen dat er werkzaamheden werden verricht in de meterkast.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant] relateerde als volgt – zakelijk weergegeven –: [2]
Op 25 januari 2017 stelde ik een onderzoek in op het adres [adres] te Leunen, binnen de gemeente Venray. Op genoemd adres staat onder meer ingeschreven [verdachte] , geboren op [geboortegegevens verdachte] . Op het perceel is een woonhuis gelegen met daarachter, los van de woning, een bedrijfspand. Het bedrijfspand behoort volgens de Kamer van Koophandel tot het bedrijf van de heer [verdachte] . Na het openen van de toegangsdeur kregen wij toegang tot de voorruimte van de hennepkwekerij. In deze ruimte bevonden zich drie binnendeuren die elk toegang gaven tot een kweekruimte. Er was tevens een meterkast aangebracht die de stroomvoorziening voor de drie kweekruimten regelde. In kweekruimte 1 (ruimte A) stonden 221 hennepplanten. De planten waren ongeveer 9 weken oud. In kweekruimte 2 (ruimte B) stonden 243 hennepplanten. De planten waren ongeveer 9 weken oud. Kweekruimte 3 (ruimte C) was te bereiken via een trap naar de kelder. Aldaar stonden 440 hennepplanten die ongeveer 3 weken oud waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. In mijn aanwezigheid is de stroomvoorziening van de hennepkwekerij onderzocht door een fraude-inspecteur van de netwerkbeheerder [benadeelde] . Er werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat er een illegale aansluiting was gemaakt op de onderzijde van de zekeringshouders. Tevens was de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard. Er waren zekeringen met een waarde van onbeperkt geplaatst. De meterkast van waaruit de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij werd geregeld, bevond zich in een ander deel van het bedrijfspand.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Deze aangifte vermeldt – zakelijk weergegeven – als volgt: [3]
Op 25 januari 2017 is door een fraude-inspecteur van [benadeelde] een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in het perceel aan de [adres] te Leunen.
De fraude-inspecteur constateerde verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof, onder meer, aan dat het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd open is geweest. Hij zag een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringshouders en hij nam waar dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 3 x 35A in te zitten en nu waren er zekeringen geplaatst met een onbeperkte waarde. Hierdoor kon niet de juiste tarievenregeling worden toegepast en was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Door mij is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 288.653 kWh is weggenomen ten behoeve van de hennepplantage en eventueel huishoudelijk verbruik.
Verdachte verklaarde bij de politie als volgt – zakelijk weergegeven –:
De verhuurder (naar de rechtbank begrijpt: de huurder) heeft de deur die toegang gaf tot de hennepkwekerij, zelf geplaatst. Ik had er geen sleutel van. [4] Ik woon aan het adres [adres] te Leunen. Ik verhuurde het gedeelte van de loods waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. In die ruimte is alleen een dunne stroomkabel aanwezig waaraan enkele lampen zitten. [5] Net voor december 2016 heb ik de huurder gesommeerd om het pand te verlaten, oftewel om de huur van de loods te beëindigen. [6]
Verdachte verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
In de zomer van 2016 werd ik door een man aangesproken die een gedeelte van mijn loods wilde huren. We zijn een huurprijs van € 250,00 per maand overeengekomen. In augustus 2016 is de huur ingegaan. De huurder heeft toen € 500,00 contant betaald, mede voor de maand september. Later heeft de huurder nogmaals € 500,00 contant betaald voor twee maanden. We hebben geen huurovereenkomst opgesteld. Aan het eind van 2016 rook [naam zoon verdachte] een henneplucht. Eind december 2016 reageerde de huurder op mijn briefjes die ik onder de deur had geschoven. In januari 2017 hebben we een gesprek gehad met de huurder. Hij smeet geld op tafel en toen wist ik zeker dat onze vermoedens van een hennepkwekerij klopten. Ik heb gezegd dat de huurder eruit moest. Hij zou de ronde afmaken en daarna eruit gaan. Ik heb ook de stroomkabel zien lopen die naar achteren ging. De huurder was altijd samen met een andere man.
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
Blijkens de bewijsmiddelen heeft de politie op 25 januari 2017 in de loods van de verdachte 904 hennepplanten aangetroffen die daar – gezien de geconstateerde hoogte van de planten – al geruime tijd moeten hebben gestaan. Daarnaast is de elektriciteitsmeter gemanipuleerd en illegaal elektriciteit weggenomen.
Aan de verdachte is het medeplegen van beide strafbare feiten tenlastegelegd. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het strafdossier onvoldoende bewijs dat de verdachte bij de hennepteelt en bij de diefstal van elektriciteit een zodanig significante rol heeft gehad en zodanig nauw en bewust met de telers heeft samengewerkt dat hij als medepleger dient te worden beschouwd. De verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1 primair en feit 2 primair.
Overweging feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
De rechtbank overweegt dat vóór december 2016 bij de verdachte geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het telen van hennep.
De verdachte heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst, dan wel bij de ingangsdatum van de huurovereenkomst in augustus 2016 weliswaar verzuimd om concrete gegevens van de huurder te noteren, maar dit brengt niet met zich dat hij destijds bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in zijn loods een hennepkwekerij zou worden opgezet. De huurder vertelde hem dat het gehuurde zou worden gebruikt als opslag voor kachels en de verdachte heeft verklaard dat hij gezien heeft dat er daadwerkelijk dozen met kachels en kachelpijpen in de verhuurde ruimte werden gestald.
Evenmin is het (voorwaardelijk) opzet op het telen van hennep bij de verdachte al in september 2016 ontstaan. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij in september 2016 de huurder telefonisch heeft geconfronteerd met de ontdekking van zijn zoon [naam zoon verdachte] , namelijk dat die in de loods een henneplucht had geroken. De huurder ontkende daarop dat zich in het gehuurde een hennepkwekerij bevond. Ter terechtzitting heeft de verdachte echter verklaard dat hij in die tijd zelf niet geloofde in het vermoeden van zijn zoon [naam zoon verdachte] dat een hennepkwekerij daadwerkelijk in het gehuurde aanwezig was, aangezien de ruimte waar zijn zoon [naam zoon verdachte] een henneplucht had geroken, niet het verhuurde gedeelte betrof. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden aangenomen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet op het telen van hennep in september 2016 had. Verder biedt het strafdossier onvoldoende aanwijzingen op basis waarvan het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het telen van hennep vanaf september 2016 bewezen kan worden verklaard.
Uit de verklaring van de verdachte – zowel bij de politie als ter terechtzitting – kan worden afgeleid dat de verdachte in december 2016 heeft getracht de huurder te bereiken door briefjes onder de deur van het gehuurde te schuiven. Hij heeft toen de huurovereenkomst beëindigd en de huurder gesommeerd om uit zijn loods te vertrekken. Naar eigen zeggen werden zijn vermoedens van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de loods bevestigd in januari 2017 op het moment dat hem grote geldbedragen werden aangeboden. De rechtbank leidt hieruit af dat het vermoeden van een hennepkwekerij bij de verdachte in december 2016 is gerezen. Dit vermoeden, in combinatie met de overige omstandigheden van het geval – te weten het verhuren van een loods aan een persoon zonder diens gegevens te controleren, het niet bij het aangaan van de huur opmaken van een huurovereenkomst, het toestaan dat de huurder een buitendeur realiseert, waarvan de verdachte geen sleutel heeft en de contante huurbetalingen – brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte vanaf 1 december 2016 ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de aanwezigheid van een hennepkwekerij in zijn loods. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte sinds 1 december 2016 medeplichtig is geweest aan het telen van hennep door een gedeelte van zijn loods hiervoor ter beschikking te stellen.
In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte sinds 1 december 2016 medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit. De verdachte wist dat in het verhuurde gedeelte slechts een stroomvoorziening aanwezig was voor enkele lampen. Op het moment dat hij het vermoeden had van de aanwezigheid van een hennepkwekerij, moet ook het vermoeden van diefstal van elektriciteit zijn ontstaan. De verdachte heeft een stroomkabel zien lopen vanuit zijn eigen meterkast naar het verhuurde gedeelte en de rechtbank acht niet aannemelijk dat deze waarneming eerst pas enkele dagen vóór de inval heeft plaatsgevonden. Het (voorwaardelijk) opzet op de diefstal van elektriciteit is daarmee gegeven. Voorts was de meterkast van de verdachte niet afgesloten en dus voor eenieder toegankelijk, waardoor tevens (voorwaardelijk) opzet op het verschaffen van gelegenheid tot deze diefstal kan worden bewezen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde, met dien verstande dat de bewezenverklaarde periode ziet op de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van 904 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die onbekend gebleven personen/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
feit 2 subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van de deksel van de aansluitkast, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen de stroomvoorziening van een pand gelegen aan [adres] open te stellen en hem/hen in de gelegenheid te stellen één of meerdere illegale aansluitingen bij te plaatsen en zodanig te modificeren, zodat de elektriciteit niet werd bemeten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2 subsidiair
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Volgens de officier van justitie is de verdachte verantwoordelijk voor een hennepkwekerij op zijn terrein. Hij had beter moeten weten. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de gevorderde straf aansluit bij het oriëntatiepunt voor hennepteelt bij een first offender. Hoewel het oriëntatiepunt dient te worden gematigd doordat de verdachte slechts als medeplichtige kan worden aangemerkt, heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit en dat is niet verdisconteerd in het oriëntatiepunt. De strafeis blijft daarom gelijk. De officier van justitie heeft hierbij in aanmerking genomen dat de feiten dateren van begin 2017 en de verdachte in de tussentijd niet met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Naast de door de raadsvrouw primair bepleite vrijspraak, heeft de raadsvrouw subsidiair naar voren gebracht zich te kunnen verenigen met de vordering van de officier van justitie. De raadsvrouw heeft daarbij kenbaar gemaakt dat het voorval diepe indruk heeft gemaakt op de verdachte en zijn gezin. De verdachte is een hardwerkende man die niet eerder in aanraking is geweest met justitie. Hij is in staat een taakstraf uit te voeren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is behulpzaam geweest bij het telen van 904 hennepplanten door een gedeelte van zijn loods aan de telers ter beschikking te blijven stellen. Daarnaast heeft de verdachte aan de telers gelegenheid verschaft tot diefstal van elektriciteit door zijn meterkast open te stellen. Hiermee heeft de verdachte de elektriciteitsmaatschappij [benadeelde] benadeeld. Door zijn handelen heeft de verdachte de handel in softdrugs in stand gehouden en is hij voorbijgegaan aan het gegeven dat softdrugs als hennep stoffen zijn die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid.
Voor de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten (LOVS) en het blanco strafblad van verdachte. Voor een hennepkwekerij van 500 tot 1000 hennepplanten geldt als oriëntatiepunt voor een pleger een taakstraf van 180 uren en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. Het gegeven dat de verdachte geen pleger, maar medeplichtige is geweest, heeft de rechtbank verdisconteerd in de op te leggen straf. De rechtbank heeft voorts in het nadeel van de verdachte meegewogen dat hij tevens medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit.
Ondanks het feit dat de rechtbank tot een kortere bewezen verklaarde periode komt dan de officier van justitie is zij met de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank wil met de voorwaardelijke gevangenisstraf een stok achter de deur houden om zo de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert primair vergoeding van een bedrag van € 6.462,63 ter zake van feit 2, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De primaire vordering is gebaseerd op drie oogsten en heeft betrekking op een periode van 273 dagen. Subsidiair vordert [benadeelde] vergoeding van een bedrag van € 2.619,99. Deze vordering is gebaseerd op twee eerdere oogsten en heeft betrekking op een periode van 203 dagen. Op deze bedragen heeft [benadeelde] reeds de door verdachte gedane deelbetalingen tot een bedrag van € 8.507,46 in mindering gebracht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de subsidiaire vordering toegewezen moet worden, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bijzonderheden aangevoerd ten aanzien van de vordering benadeelde partij.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van de verdachte is feit 2 subsidiair bewezenverklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
De rechtbank heeft de medeplichtigheid van diefstal van elektriciteit echter bewezen verklaard over de periode van 1 december 2016 tot en met 25 januari 2017. Het betreft een periode van 56 dagen, terwijl de vordering van de benadeelde partij uitgaat van (primair) 273 dagen, dan wel (subsidiair) 203 dagen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij zodanig begroten dat zij in overeenstemming zal zijn met de bewezen verklaarde periode en neemt daarbij de bedragen die ten grondslag liggen aan haar subsidiaire vordering tot uitgangspunt.
Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank de posten van de subsidiaire vordering ‘illegaal afgenomen elektriciteit’ ter hoogte van € 9.892,56 en ‘netwerkkosten’ ter hoogte van € 488,68 voor 56/203 toewijsbaar zijn. De post ‘administratiekosten’ ter hoogte van € 371,21 en de post ‘fraude-inspecteur 5 uur’ ter hoogte van € 375,00 zijn wel geheel toewijsbaar, omdat deze niet afhankelijk zijn van de duur van de bewezenverklaarde periode. Zodoende is door de verdachte aan de benadeelde partij rechtstreekse schade toegebracht voor een bedrag van (56/203) x (9.892,56 + 488,68) + 371,21 + 375,00 = € 3.610,00.
Nu de verdachte, zoals blijkt uit het eigen overzicht van de benadeelde partij, reeds een bedrag van € 8.507,46 aan haar heeft betaald en dat bedrag de schade van de benadeelde partij overstijgt, is de rechtbank van oordeel dat de schade van de benadeelde partij al (meer dan) vergoed is. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten door de verdachte in het kader van deze procedure gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 49, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] , gevestigd te ’s-Hertogenbosch, ten aanzien van feit 2 af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. L. Feuth en mr. V.E.J. Noelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2017 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] ), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 221 + 243 + 440 = 904 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 221 + 243 + 440 = 904 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 221 + 243 + 440 = 904 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal, bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit/stroom onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van de (deksel van de) aansluitkast;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit/stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking van de (deksel van de) aansluitkast, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 25 januari 2017 in de gemeente Venray in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen (de stroomvoorziening van) een pand gelegen aan [adres] open te stellen en hem/haar/hen in de gelegenheid te stellen één of meerdere illegale aansluitingen bij de plaatsen en/of zodanig te modificeren, zodat de elektriciteit/stroom niet werd bemeten;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2017004372, gesloten d.d. 22 maart 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 306.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 maart 2017, p. 3-10.
3.Een geschrift met als opschrift aangifte, d.d. 23 februari 2017, p. 17-19.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2017, p. 116- 118, gecorrigeerd met proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Brouwers d.d. 26 januari 2017, p. 141.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2017, p. 119-125.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 februari 2017, p. 136-140.