ECLI:NL:RBLIM:2018:10842

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
C.03 / 255054 / HARK 18-244
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking na einduitspraak in bestuursrechtelijke procedures

Op 25 september 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker op 17 september 2018, en had betrekking op twee bestuursrechtelijke procedures (zaaknummers 18/946 en 18/1018) waarin de rechter, mr. K.M.P. Jacobs, op 9 augustus 2018 uitspraak had gedaan zonder behandeling ter zitting. De wrakingskamer constateerde dat het verzoek tot wraking was ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak, wat volgens het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg betekent dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De wrakingskamer benadrukte dat alleen een verzoek tot wraking kan worden ingediend tegen de behandelend rechter, en aangezien de rechter in kwestie geen behandelend rechter meer was, werd het verzoek afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. V.P. van Deventer en de leden mr. J.J.M. Wassenberg en mr. A.K. Kleine, en werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J.N. Buddeke. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: 03/255054 / HA RK 18-244
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken van 25 september 2018
op het op 17 september 2018 ingediende verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. K.M.P. Jacobs, rechter in de rechtbank Limburg, hierna genoemd: de rechter.

De beoordeling van het verzoek

De wrakingskamer stelt vast dat het onderhavige verzoek is ingediend op 17 september 2018. Het verzoek heeft betrekking op twee bestuursrechtelijke procedures (met zaaknummers 18/946 en 18/1018), waarin de rechter op 9 augustus 2018 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), derhalve zonder een behandeling ter zitting, uitspraak heeft gedaan. Uit de formulering van het wrakingsverzoek blijkt dat verzoeker tegen die uitspraak verzet heeft aangetekend.
In artikel 9.1, aanhef en onder c, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank Limburg bij besluit van 15 november 2017, is bepaald dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking wegens kennelijke niet ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan.
De strekking hiervan is dat alleen ten aanzien van de behandelend rechter een verzoek tot wraking kan worden ingediend.
Nu het verzoek is ingediend op een tijdstip gelegen nadat in de hoofdzaak een einduitspraak is gewezen, zal de wrakingskamer het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid afwijzen. Daar doet niet aan af dat verzoeker tegen de betreffende uitspraken verzet heeft aangetekend, nu de rechter op grond van artikel 8:55, zesde lid, van de Awb niet bij de behandeling van het verzet wordt betrokken. Ook bij een eventuele gegrondverklaring van het verzet zal de rechter geen verdere bemoeienis met de in het wrakingsverzoek betrokken procedures van verzoeker hebben. De rechter ten aanzien van wie verzoeker een verzoek tot wraking heeft ingediend is derhalve geen behandelend rechter meer.
Dat betekent dat het verzoek tot wraking van mr. Jacobs voor kennelijk niet-ontvankelijk dient te worden gehouden.

De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid af.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. J.J.M. Wassenberg en mr. A.K. Kleine, leden, en in tegenwoordigheid van de griffier J.N. Buddeke in het openbaar uitgesproken op 25 september 2018.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.