In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats eiser], een kort geding aangespannen tegen de gemeente Roermond. Eiser vordert dat de voorzieningenrechter de gemeente veroordeelt om hem een parkeerontheffing te verstrekken, zodat hij zijn auto kan parkeren op de plek waar hij dat voorheen deed. Eiser stelt dat er een mondelinge overeenkomst is gesloten met de gemeente, maar de gemeente betwist dit en voert aan dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er een andere rechtsgang openstaat die voldoende waarborgen biedt.
De voorzieningenrechter overweegt dat de civiele voorzieningenrechter in kort geding als 'restrechter' fungeert en dat de weg naar de voorzieningenrechter afgesloten kan worden als er een andere rechtsgang is die voldoende rechtsbescherming biedt. In dit geval kan eiser een parkeerontheffing aanvragen en tegen een eventuele afwijzing bezwaar en beroep instellen bij de bestuursrechter. De voorzieningenrechter concludeert dat er voor eiser een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat, waardoor hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de gemeente Roermond zijn begroot op € 1.442,00. Het vonnis is uitgesproken op 2 februari 2018 door mr. S.V. Pelsser.