ECLI:NL:RBLIM:2018:1083

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
C/03/244430 / KG ZA 17-657
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking parkeerontheffing en ontvankelijkheid in kort geding

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats eiser], een kort geding aangespannen tegen de gemeente Roermond. Eiser vordert dat de voorzieningenrechter de gemeente veroordeelt om hem een parkeerontheffing te verstrekken, zodat hij zijn auto kan parkeren op de plek waar hij dat voorheen deed. Eiser stelt dat er een mondelinge overeenkomst is gesloten met de gemeente, maar de gemeente betwist dit en voert aan dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er een andere rechtsgang openstaat die voldoende waarborgen biedt.

De voorzieningenrechter overweegt dat de civiele voorzieningenrechter in kort geding als 'restrechter' fungeert en dat de weg naar de voorzieningenrechter afgesloten kan worden als er een andere rechtsgang is die voldoende rechtsbescherming biedt. In dit geval kan eiser een parkeerontheffing aanvragen en tegen een eventuele afwijzing bezwaar en beroep instellen bij de bestuursrechter. De voorzieningenrechter concludeert dat er voor eiser een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat, waardoor hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de zijde van de gemeente Roermond zijn begroot op € 1.442,00. Het vonnis is uitgesproken op 2 februari 2018 door mr. S.V. Pelsser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/244430 / KG ZA 17-657
Vonnis in kort geding van 2 februari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. N.P.H. Vissers,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROERMOND,
zetelend te Roermond,
gedaagde,
advocaat mr. M.G.G. van Nisselroij.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente Roermond genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de brief van 17 januari 2018 met producties van [eiser] ,
  • de brief van 17 januari 2018 met producties van de gemeente Roermond,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van de gemeente Roermond.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is woonachtig aan de [adres eiser] te [woonplaats eiser] . Tot 2016 parkeerde [eiser] zijn auto altijd in het openbare gebied voor zijn woning, zoals afgebeeld op de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde foto.
2.2.
In de buurt van de woning van [eiser] is de Synergieschool gelegen. Het monumentale schoolpand behoort in eigendom toe aan de gemeente Roermond. In de periode 2015/2016 is het schoolpand verbouwd en uitgebreid. Een en ander heeft geleid tot de herinrichting van het openbaar gebied met als gevolg dat de ruimte bij de woning van [eiser] om te parkeren is komen te vervallen. Het is niet meer toegestaan de auto te parkeren op de plek waar [eiser] voorheen altijd parkeerde.
2.3.
Tussen [eiser] enerzijds en dhr. [X] , afdelingshoofd Beheer Openbare Ruimte bij de gemeente Roermond en mw. [Y] , wethouder van de gemeente Roermond anderzijds heeft vervolgens overleg plaatsgevonden over de mogelijkheden voor [eiser] om zijn auto alsnog bij zijn woning te kunnen parkeren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente Roermond op straffe van een dwangsom veroordeelt om binnen twee weken na dit vonnis aan [eiser] een ontheffing te verstrekken, inhoudende dat [eiser] zijn auto mag parkeren op de plaats waar de auto van [eiser] , zoals afgebeeld op de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde foto, geparkeerd staat.
3.2.
De Gemeente Roermond voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] legt aan zijn vorderingen (primair) ten grondslag dat de gemeente Roermond gehouden is tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en (subsidiair) dat de gemeente Roermond onrechtmatig jegens hem handelt. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter tot kennisneming van de vorderingen is daarmee in zoverre gegeven.
4.2.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of [eiser] ontvankelijk is in zijn vorderingen. De Gemeente Roermond voert als meest verstrekkende verweer dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, omdat [eiser] de verkeerde weg heeft bewandeld door zijn vorderingen aanhangig te maken bij de burgerlijke (voorzieningen)rechter. [eiser] voert aan dat de vordering terecht aan de civiele voorzieningenrechter is voorgelegd, omdat de civiele voorzieningenrechter van alle zaken met spoedeisend karakter kennis mag nemen.
4.3.
De voorzieningenechter stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de voorzieningenrechter in kort geding fungeert als ‘restrechter’ in alle zaken met een spoedeisend karakter. De aanwijzing van een andere bevoegde rechter of van een speciale rechtsgang maakt de voorzieningenrechter in beginsel niet onbevoegd. Slechts wanneer de andere aangewezen rechter of rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt, zal de weg naar de voorzieningenrechter in kort geding afgesloten zijn. Hiertoe is vereist dat in spoedeisende gevallen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat, waarin de eiser een met het kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken (vlg. Hoge Raad 16 maart 1990, NJ 1990, 500).
4.4.
Die situatie doet zich naar het oordeel voorzieningenrechter in het onderhavige geval voor. De vordering van [eiser] strekt ertoe dat hij wenst te bewerkstelligen dat hij een parkeerontheffing verkrijgt van de gemeente Roermond. [eiser] kan om dat doel te bereiken een parkeerontheffing aanvragen en tegen een eventuele afwijzing daarvan bezwaar en beroep instellen. Voorts kan [eiser] hangende het beroep om een voorlopige voorziening vragen bij de bestuursrechter. Bovendien kan [eiser] indien en voor zover hij van mening is dat hij reeds een aanvraag voor ontheffing heeft ingediend, waarop de gemeente Roermond heeft verzuimd te beslissen, een bestuursrechtelijke procedure voeren over het niet tijdig nemen van een besluit. In die procedure kan [eiser] eveneens een voorlopige voorziening aan de bestuursrechter vragen.
De voorlopige voorzieningenprocedure bij de bestuursrechter is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang, waarin een met kort geding vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt. De jurisprudentie waarnaar [eiser] heeft verwezen waaruit volgens hem volgt dat in casu via de civielrechtelijke weg nakoming kan worden gevorderd, doet aan voorgaande conclusie niet af en ziet bovendien op andere niet met onderhavige zaak vergelijkbare feiten.
4.5.
Het voorgaande betekent dat er voor [eiser] een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat. Als gevolg daarvan is [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente Roermond worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Roermond tot op heden begroot op € 1.442,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: KB