ECLI:NL:RBLIM:2018:1075

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
6573686 CV EXPL 18-249
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot afbraak van overkapping bij huurwoning wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Servatius [gedaagde] gedagvaard in kort geding, waarbij de vraag aan de orde was of een overkapping aan de voorzijde van de door [gedaagde] gehuurde woning diende te worden afgebroken. De voorzieningenrechter heeft op 2 februari 2018 in Maastricht uitspraak gedaan. Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar zij zijn er niet in geslaagd om tot een regeling te komen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens, ondanks dat hij aanvankelijk had aangegeven dat het vonnis op 12 februari 2018 zou worden gewezen, besloten om het vonnis eerder uit te spreken.

De voorzieningenrechter heeft in zijn motivering aangegeven dat voor het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang vereist is. Dit betekent dat de rechter moet beoordelen of de vorderingen van Servatius in een bodemprocedure een kans van slagen hebben, en of het gerechtvaardigd is om in kort geding vooruit te lopen op die beslissing. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Servatius onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel Servatius had aangevoerd dat de overkapping niet te legaliseren is, was dit niet voldoende om de vordering te onderbouwen.

Aangezien Servatius in het ongelijk is gesteld, is zij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die zijn begroot op € 50,--. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot afbraak van de overkapping afgewezen en de kosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6573686 CV EXPL 18-249
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 2 februari 2018
in de zaak van:
de stichting WONINGSTICHTING SERVATIUS,,
statutair gevestigd te Maastricht
eisende partij,
gemachtigde mr. N. Kooistra,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres]
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden nader aangeduid als Servatius en [gedaagde]

1.De procedure

1.1.
Servatius heeft [gedaagde] gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter.
1.2.
[gedaagde] heeft geantwoord.
1.3.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht en uiteindelijk, nadat ze geen regeling hadden weten te bereiken, vonnis gevraagd.
1.4.
Hoewel de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft bepaald dat over 14 dagen (lees: 12 februari 2018) vonnis zal worden gewezen, wordt dit vonnis heden, bij vervroeging, uitgesproken.

2.De motivering van de beslissingen

2.1.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter al aangegeven en toegelicht hoe hij zal beslissen indien partijen vonnis zouden vragen. Daarom kan worden volstaan met een verkort gemotiveerd vonnis.
2.2.
Voor een weergave van de vorderingen over en weer - en de verweren - verwijst de voorzieningenrechter naar de gedingstukken. De inhoud daarvan wordt geacht hier te zijn herhaald en ingelast.
2.3.
Om een voorlopige voorziening te kunnen treffen moet sprake zijn van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter dient te beoordelen of op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering de vorderingen die bij wijze van voorziening zijn verzocht in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop door toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen.
2.4.
Door Servatius is het spoedeisende belang onvoldoende aannemelijk gemaakt. De kantonrechter heeft weliswaar vastgesteld dat Servatius per e-mail van 5 januari 2018 van een medewerker van de gemeente Maastricht vernomen heeft dat de aanbouw aan de voorkant van de door [gedaagde] gehuurde woning wordt aangemerkt als een bouwwerk dat niet te legaliseren is, maar mee dan dat is niet voorhanden.
2.5.
Nu Servatius in het ongelijk is gesteld, dient zij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen en begroot op € 50,--.

3.Beslissingen

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt Servatius in de kosten van deze procedure tot aan dit vonnis begroot op € 50,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.