ECLI:NL:RBLIM:2018:1075
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot afbraak van overkapping bij huurwoning wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Servatius [gedaagde] gedagvaard in kort geding, waarbij de vraag aan de orde was of een overkapping aan de voorzijde van de door [gedaagde] gehuurde woning diende te worden afgebroken. De voorzieningenrechter heeft op 2 februari 2018 in Maastricht uitspraak gedaan. Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar zij zijn er niet in geslaagd om tot een regeling te komen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens, ondanks dat hij aanvankelijk had aangegeven dat het vonnis op 12 februari 2018 zou worden gewezen, besloten om het vonnis eerder uit te spreken.
De voorzieningenrechter heeft in zijn motivering aangegeven dat voor het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang vereist is. Dit betekent dat de rechter moet beoordelen of de vorderingen van Servatius in een bodemprocedure een kans van slagen hebben, en of het gerechtvaardigd is om in kort geding vooruit te lopen op die beslissing. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Servatius onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel Servatius had aangevoerd dat de overkapping niet te legaliseren is, was dit niet voldoende om de vordering te onderbouwen.
Aangezien Servatius in het ongelijk is gesteld, is zij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die zijn begroot op € 50,--. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot afbraak van de overkapping afgewezen en de kosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen.