In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiseres had op 16 november 2017 een aanvraag ingediend voor deze toeslag, maar het college heeft deze aanvraag op 20 november 2018 afgewezen, omdat eiseres niet aan alle voorwaarden voldeed. Het college stelde dat eiseres over arbeidsvermogen beschikte en daarom uitzicht had op inkomensverbetering. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betoogde dat het college de aanvraag ten onrechte had afgewezen en dat er individueel maatwerk geboden had moeten worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de aanvraag niet categoriaal heeft benaderd, maar dat er rekening is gehouden met de individuele omstandigheden van eiseres. De rechtbank oordeelde dat eiseres, ondanks haar argumenten, niet kon aantonen dat zij niet in staat was om arbeid te verrichten. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Participatiewet, die bepaalt dat een individuele inkomenstoeslag kan worden verleend aan personen die langdurig een laag inkomen hebben en geen uitzicht op inkomensverbetering. De rechtbank concludeerde dat eiseres wel degelijk uitzicht had op inkomensverbetering, onder andere omdat zij momenteel werkzaamheden verricht in het kader van Baanbrekend werk.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag door het college bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.