ECLI:NL:RBLIM:2018:10608

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
03/866442-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en vrijspraak van oplichting

Op 7 november 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte werd vrijgesproken van oplichting, omdat niet bewezen kon worden dat hij de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen valse facturen had opgemaakt om deze als echt te gebruiken. De feiten vonden plaats tussen 14 en 21 november 2011, waarbij de verdachte en een medeverdachte facturen opmaakten voor schilderwerkzaamheden die nooit zijn uitgevoerd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift, maar niet aan oplichting. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uur geëist, maar de rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en legde een voorwaardelijke straf op van 30 uur. De benadeelde partij, een bedrijf, diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door het bewezen verklaarde feit was veroorzaakt. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit in financiële transacties en de gevolgen van valsheid in geschrift voor het vertrouwen in documenten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866442-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 november 2018
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.W.J. Houben, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 oktober 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen twee facturen valselijk heeft opgemaakt/vervalst om deze als echt te gebruiken;
feit 2:samen met anderen [naam bedrijf 2] heeft opgelicht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en verdachte
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, nu er geen bewijs voorhanden is dat verdachte [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van het geldbedrag door gebruik te maken van een van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen. Immers, verdachte heeft geen valse naam of hoedanigheid aangenomen. Hij heeft enkel valse facturen opgemaakt. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2889) is dat echter onvoldoende voor een bewezenverklaring van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Daartoe is immers meer vereist dan een enkele leugenachtige mededeling of feitelijke misleidende handeling.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen:
Het dossier bevat de volgende facturen:
- een factuur van [naam bedrijf 3] d.d. 21 november 2011 gericht aan [naam bedrijf 2] betreffende schilderwerkzaamheden [naam project] ad 2.796,50 euro; [2]
- een factuur van [naam bedrijf 3] d.d. 14 november 2011 gericht aan [naam bedrijf 2] betreffende schilderwerkzaamheden [naam project] ad 3.748,50 euro. [3]
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat [eigenaar bedrijf 3] behang- en schilderwerkzaamheden heeft verricht in zijn woning. Op de nota van [eigenaar bedrijf 3] stond het project [naam project] . Verdachte heeft [eigenaar bedrijf 3] gevraagd om een ander project op de nota te vermelden, zodat hij dit kon verrekenen via zijn bonus. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn eenmansbedrijf schilderwerkzaamheden voor medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verricht aan zijn woning in Geulhem (gelegen in Berg en Terblijt, thans gemeente Valkenburg aan de Geul). Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft hem gevraagd om de facturen op naam van [naam bedrijf 2] te stellen en de specificatie op de factuur diende te zijn zoals door hem opgegeven. De tekst is door medeverdachte [naam medeverdachte] aangeleverd. Verdachte heeft nooit werkzaamheden uitgevoerd in Nijmegen. Beide facturen zijn betaald door [naam bedrijf 2] . [5]
Ter terechtzitting van 24 oktober 2018 heeft verdachte aanvullend verklaard dat hij nadat hij door medeverdachte [naam medeverdachte] was benaderd, navraag heeft gedaan over hem, aangezien hij overkwam als een ‘snelle jongen’. Toen verdachte na een aantal weken werken vroeg naar de betaling, verzocht [naam medeverdachte] hem om bij [naam bedrijf 2] twee facturen in te dienen met een tussentijd van veertien dagen. De nummers van de facturen zijn verstrekt door [naam medeverdachte] . Verdachte geeft voorts aan dat op het moment dat [naam medeverdachte] zei dat de werkzaamheden werden weggeschreven op het project in Nijmegen, hij ook wel wist dat er iets niet klopte. Voor verdachte was het op dat moment echter alleen nog maar van belang dat hij betaald zou worden.
Overwegingen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op verzoek van medeverdachte [naam medeverdachte] de facturen van de schilder-werkzaamheden heeft aangepast, in die zin dat op de facturen werd vermeld dat deze betrekking hadden op werkzaamheden bij het project [naam project] , terwijl het schilder-werkzaamheden in de privéwoning van medeverdachte [naam medeverdachte] , gelegen aan de Wolfdriesweg 3 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenburg aan de Geul, betroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment wel vermoedde dat er iets niet klopte, maar desondanks de facturen heeft ingediend om betaald te krijgen. Verdachte heeft zich dan ook samen met medeverdachte [naam medeverdachte] schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Van strafbare oplichting kan alleen worden gesproken als men het oogmerk heeft om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, en daardoor iemand beweegt tot de afgifte van – kort en zakelijk gezegd – een goed of geld.
Niet bewezen kan worden dat verdachte de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen heeft toegepast c.q. gebruikt.
Van gebruik van een valse naam of valse hoedanigheid is immers niet gebleken.
Met betrekking tot het gebruik maken van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels is volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad meer nodig dan een enkele misleidende feitelijke handeling of een enkele leugenachtige mededeling die bij [naam bedrijf 2] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft kunnen roepen.
Het enkel opstellen van valse facturen is naar oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende om te om te komen tot een bewezenverklaring van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.
De verdachte zal derhalve van de onder 2 ten laste gelegde oplichting worden vrijgesproken.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
meermalen in het tijdvak van 14 november 2011 tot en met 21 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, facturen (p. 151 en p. 152) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte en mededader valselijk op die facturen vermeld "werk [naam project] ", zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf en/of de maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door twee valse facturen op te stellen. Via deze facturen werden de schilderwerkzaamheden aan de privéwoning van medeverdachte [naam medeverdachte] , ten onrechte opgevoerd als schilderwerkzaamheden voor een zakelijk project en betaald door [naam bedrijf 2] , zijnde de werkgever van medeverdachte [naam medeverdachte] . Hierdoor is [naam bedrijf 2] financieel benadeeld en daaraan heeft de verdachte meegewerkt alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Door gebruikmaking van dergelijke valse stukken wordt het vertrouwen in documenten met een bewijsbestemming ernstig geschaad. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen. Dit vertrouwen is door het handelen van verdachte in ernstige mate aangetast. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit de opstelling van verdachte ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte thans nog onvoldoende is doordrongen van de onjuistheid en strafwaardigheid van zijn handelen en het vertrouwen dat hij daarmee heeft geschaad.
De rechtbank acht derhalve de door de officier van justitie gevorderde taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat door het tijdverloop in deze zaak van ruim vier jaar (de tijd vanaf het eerste verhoor van verdachte op 15 mei 2014 en de uiteindelijke berechting van verdachte) de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal deze overschrijding dan ook ten voordele van verdachte verdisconteren in de op te leggen straf, in de zin van een voorwaardelijk strafdeel van 30 uur.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf door de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. De strafoplegging wordt daarmee tevens dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

6.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam bedrijf 2] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de ten laste gelegde feiten geleden materiële en immateriële schade.
[naam bedrijf 2] voornoemd heeft de materiële schade primair op een bedrag van 168.000 euro en subsidiair op een bedrag van 54.109,64 gesteld. De immateriële schade is op een bedrag van 25.000 euro gesteld en de proceskosten op een bedrag van 24.464,01 euro. [naam bedrijf 2] wil deze schade vergoed krijgen.
Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde mr. Acda de vordering gewijzigd in die zin dat de materiële schade wordt beperkt tot de facturen welke aan verdachte zijn ten laste gelegd. Dit bedrag wordt gesteld op 5.500 euro. De gevorderde proceskosten komen bij verdachte te vervallen, nu deze zien op de procedure tegen medeverdachte [naam medeverdachte] .
Het standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiele schade ten bedrage van 5.500 euro, zijnde het totaal van de bedragen op de facturen exclusief btw, kan worden toegewezen inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schademaatregel.
De benadeelde partij dient met betrekking tot de gevorderde immateriële schade in de visie van de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de bepaling van de omvang van deze schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het standpunt van verdachte
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Immers in niet duidelijk wat de concrete schade is en bovendien loopt er ook een civiele procedure met betrekking tot de vergoeding van deze schade.
Subsidiair heeft de raadsman niet-ontvankelijkheid bepleit wegens een gebrek aan causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en de door de benadeelde geleden schade. Immers is medeverdachte [naam medeverdachte] degene die verantwoordelijk is voor het veroorzaken van de gevorderde schade.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht te volstaan met het bedrag van 5.500 euro, zijnde het totaal van beide facturen exclusief btw.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij [naam bedrijf 2] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade tot een bedrag van 5.500 euro is toegebracht.
Nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd en de vordering tot dit bedrag niet door de verdediging is weersproken, zal de rechtbank deze vordering tot een bedrag van 5.500 euro toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2011 tot aan de dag van de volledige voldoening.
Verdachte is – samen met zijn mededader – naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel (62 dagen) opleggen.
De rechtbank is met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding van oordeel dat, gelet op de omvang, de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren op deze punten en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het
onder 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 5.500 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 21 november 2011 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde van 5.500 euro, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 62 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.J. Voogt, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en
mr. A. Snijders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 14 november 2011 tot en met 21 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een factuur/facturen (p. 151 en/of p. 152) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk op die factuur/facturen vermeldt "werk [naam project] area 3.2", zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 14 november 2011 tot en met 21 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) factuur/facturen (p. 151 en/of p. 152), - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die factuur/facturen heeft/hebben opgestuurd naar [naam bedrijf 2] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de gegevens op die factuur niet juist zijn, immers er zijn geen (schilders)werkzaamheden uitgevoerd voor 'werk [naam project] Area 3.2";
2.
hij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 14 november 2011 tot en met 21 november 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer medewerker(s) van [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (totaalbedrag ongeveer 6545 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid facturen gestuurd naar [naam bedrijf 2] voor verrichte werkzaamheden, terwijl de werkzaamheden niet verricht waren voor het op het genoemde project vermeld op de factuur, waardoor een of meer medewerker(s) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Afdeling districtsrecherche Zuid West, proces-verbaalnummer 2013029565, gesloten d.d. 29 september 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 518.
2.Pagina 151.
3.Pagina 152.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 september 2014, pagina 46.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 mei 2014, pagina 153-155.