3.3Het oordeel van de rechtbank
In de zaak 03/661205-17:
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank de diefstal van 150 euro wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van [benadeelde 1] .
In de zaak 03/721693-15:
Op 16 september 2015 melde
getuige [getuige 1]zich met haar man bij de politie in Echt. Zij vertelde - zakelijk weergegeven – onder meer dat:
- hun zoon [zoon getuige 1] een relatie had met [naam verdachte] ;
- [zoon getuige 1] had verteld dat [naam verdachte] boodschappen deed voor de familie [slachtoffer] van de [adres] in Maasbracht en dat [naam verdachte] dan vaak vlees mee naar huis nam;
- [naam verdachte] de bankpas van [slachtoffer] had;
- [zoon getuige 1] had verteld dat [naam verdachte] via de Rabofoon geld overmaakte van de spaarrekening naar de lopende rekening van [slachtoffer] en dat het geld vervolgens van die rekening werd gepind.
[getuige 1] verzocht om mogelijke diefstallen van geld van de familie [slachtoffer] te stoppen.
Met deze melding ving een onderzoek van de politie aan, waarbij onder meer diverse getuigen werden gehoord.
Zo verklaarde
getuige [getuige 2]– zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik help mevrouw [slachtoffer] al tientallen jaren met het geld halen en zo. Als ze geld nodig had, ging ik bij haar het bankpasje halen en ging ik elke twee weken 500 euro voor haar halen. Van die 500 euro werden de boodschappen gedaan en sigaretten gehaald. Ik heb tot 13 januari 2012 de mantelzorg voor mevrouw [slachtoffer] op me genomen. Ik ben toen noodgedwongen moeten stoppen met de mantelzorg. [naam verdachte] werkte toen ook al daar als stage via het UWV met de poetshulp [getuige 3] .
Verder verklaarde getuige
[getuige 3]– zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik werk sinds 2010 als thuishulp bij de familie [slachtoffer] aan de [adres] te Maasbracht. De familie [slachtoffer] bestaat uit mevrouw [slachtoffer] en haar zoon [benadeelde 5] . Ik heb daar tot eind september 2015 gewerkt. Toen waren de politie, de bewindvoerder en iemand van de gemeente daar. (…). Op enig moment, volgens mij in 2012, vroeg mijn teamleidster mij om iemand mee te nemen die bij Gilde Opleidingen een opleiding Zorg en Welzijn aan het volgen was. Het ging om [naam verdachte] . Ik moest [naam verdachte] coachen als thuishulp. [naam verdachte] hield zich niet aan de afspraken. Het is namelijk niet de bedoeling om in privétijd bij cliënten thuis te komen. Ik heb wel eens gehoord dat ze na het werk weer naar de familie [slachtoffer] ging. (…) [naam verdachte] was ook op de hoogte van het feit dat mevrouw [slachtoffer] ernstig dementerend was en dat haar zoon [benadeelde 5] zwakbegaafd was. De opleiding van [naam verdachte] duurde volgens mij tot midden 2013. Ik heb mijn teamleidster geadviseerd om [naam verdachte] niet aan te nemen. Na haar opleiding zou ze zelfstandig als thuishulp mogen werken. Dat heeft ze echter nooit gedaan. Ik heb haar zelf nog een enkele keer bij de familie [slachtoffer] gezien. Ik weet wel dat ze vaak bij de familie [slachtoffer] kwam. Ik hoorde [benadeelde 5] regelmatig zeggen dat [naam verdachte] op bezoek was geweest en dat zij de boodschappen en zo deed. Ik hoorde dat [benadeelde 5] zei dat [naam verdachte] dagelijks op bezoek kwam. Toen ik [naam verdachte] een van de weinige keren nog heb gesproken zei [naam verdachte] ook dat zij nu de boodschappen deed, omdat zij nu tenslotte mantelzorger was. Ik hoorde van mijn huidige teamleidster dat zij [naam verdachte] gevraagd had om als mantelzorger te gaan optreden. Dat moet ook ergens in 2013 zijn geweest. Wij mochten ook geen boodschappen meer doen van [naam verdachte] . [naam verdachte] was ook de enige die, in de periode van midden 2013 tot en met september 2015, gebruik heeft kunnen maken van de bankpas met pincode van de familie [slachtoffer] .
Het
slachtoffer [benadeelde 5]vertelde in een gesprek met verbalisant [naam verbalisant 1] – desgevraagd wie allemaal het bankpasje had gehad – dat [naam verdachte] de enige was die het pasje gebruikte.
Als
slachtofferszijn aangemerkt: [benadeelde 3] (weduwe van [slachtoffer] ) en [benadeelde 4] , beiden wonende aan de [adres] te Maasbracht.
De politie deed vervolgens onderzoek bij de
Rabobank. Het proces-verbaal van de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] hieromtrent vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
(pg. 276) Uit de informatie van de wijkagente was duidelijk geworden dat de slachtoffers [benadeelde 3] en haar zoon [benadeelde 4] houders waren van bankrekeningen bij de Rabobank.
(pg. 277) Op vordering van de politie verstrekte de Rabobank de historische gegevens van de volgende rekeningnummers:
- [rekeningnummer 1] t.n.v. [benadeelde 3] en [echtgenoot van benadeelde 2] ;
- [rekeningnummer 2] t.n.v. [benadeelde 4] ;
- [rekeningnummer 3] t.n.v. [benadeelde 3] en [benadeelde 4] (lopende rekening).
(pg. 277) Blijkens informatie van de Rabobank werden er via de Rabofoon gelden van beide spaarrekeningen overgemaakt naar de gezamenlijke lopende rekening van de slachtoffers tot een totaalbedrag van 110.380 euro. Bij onderzoek van de bankafschriften zagen wij dat in de periode van 13 november 2013 tot en met 15 juni 2015 naar de gezamenlijke rekening overgeboekt werden:
- een totaalbedrag van 12.875 euro van rekening [rekeningnummer 1] ( [slachtoffer] );
- een totaalbedrag van 97.505 euro van rekening [rekeningnummer 2] ( [slachtoffer] ).
(pg. 277) Vervolgens werden er met de betaalpassen die aan de lopende rekening waren gekoppeld, via een betaalautomaat, betalingen verricht. Het totaalbedrag aan opnamen bij geldautomaten bedroeg 133.770 euro. Het totaal aan betalingen in winkels bedroeg 55.441,79 euro.
(pg. 278) De referentieperiode voor de normaal te achten kosten van levensonderhoud voor [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , werd aan de hand van de bankschriften vastgesteld op 7 november 2012 tot en met 30 juni 2013. Er was onder meer te zien dat er gedurende deze periode van bijna 8 maanden zo om de 2 weken bij een geldautomaat een bedrag van 500 euro werd opgenomen. Per 4 weken betrof het 1.000 euro van waaruit de kosten van levensonderhoud werden voldaan. De eerste geldopname vond daarbij plaats op 12 november 2012. (…) De totale kosten van levensonderhoud van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] werden gedurende deze periode (de rechtbank begrijpt: van 12 november 2012 tot en met 19 november 2015) vastgesteld op 41.618,33 euro.
(pg. 278) De eerste afwijkende en verdachte transactie vond vermoedelijk plaats op 5 juli 2013 om 17.01 en 17.02 uur en betroffen geldopnamen van respectievelijk 150 euro en 500 euro bij een geldautomaat in Maasbracht.
Verdachteverklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik denk dat het 2 jaar geleden is dat ik voor het eerst geld heb gepind van [slachtoffer] . Daarvoor had ik geen toestemming van [slachtoffer] en ook niet van [benadeelde 5] . Zo is het begonnen. van het een kwam het ander. Het ging zo makkelijk.
De eerste keer heb ik geld gepind voor [slachtoffer] en heb ik zelfs wat meer gepind. Ik heb [slachtoffer] het bedrag gegeven dat afgesproken was en de rest hield ik zelf. Het ging zo makkelijk. Ik hield 150 euro achter. Daar begon het mee. Ik stond voor de pinautomaat en dacht zou ik het doen of niet en toen heb ik het gedaan, omdat ik niks had en het wel gemakkelijk ging. Er zou toch niemand achter komen. Het zou niet opvallen!
Ik heb dit vaak gedaan. Ik deed dit iedere week. Soms 150 euro, maar vaak ook meer. Ik heb wel eens 1.250 euro gepind en dit geld achter gehouden. Dit heeft een hele tijd geduurd. Meer dan 1.250 euro ging niet. Dit was het maximum bedrag dat ik kon pinnen. Als de limiet hoger was geweest, had ik misschien wel meer geld gepind.
Ik heb ook wel eens gepind zonder dat [slachtoffer] mij hierom vroeg. Ik ging dan gewoon naar de winkel van de Plus, deed boodschappen, en pinde daarna geld voor mezelf. Het pasje kon ik gewoon vanaf de kast pakken. Ik ben op een gegeven moment boodschappen gaan halen niet alleen voor [slachtoffer] en [benadeelde 5] , maar ook voor mezelf. Dat waren dan gewone boodschappen zoals koffie, vlees en sigaretten.
Ik heb niet alleen contant geld bij de geldautomaat gepind, maar ook bij de Plus in Maasbracht bijgepind. Dat deed ik dan na het boodschappen doen. Ik kon dan gewoon tegen de kassière zeggen dat ik contant geld wilde bijpinnen. Ik kon maximaal 150 euro bijpinnen. Ik deed boodschappen en pinde dan bij tot 150 euro.
Er waren zelfs dagen bij dat ik meerdere keren boodschappen deed bij de Plus. Soms wel acht keer per dag. Dat ging dan om een bedrag rond de 1.000 euro. Waarvan een deel boodschappen zoals sigaretten en een deel bijpinnen. Het klopt dat ik boodschappen bij de Plus deed, deze afrekende bij de normale kassa en vervolgens geld bijpinde. Daarna liep ik naar de servicebalie om sigaretten te kopen en pinde daar ook nog geld bij. Ook weer 150 euro.
Ik denk dat ik al 2 jaar bezig ben geweest om geld op deze manier contant bij de pinnen.
Als u mij zegt dat dit in de periode juli 2013 tot en met september 2015 is geweest, dan kan dat kloppen.
U vraagt mij wat ik nog meer heb gekocht. Een tv voor mijn zoon [zoon van verdachte] , een tv voor mezelf, een bank, hobbyspullen, een bbq voor mijn zoon [zoon van verdachte] , een tuinrenovatie van 5.000 euro voor mij zoon, een iPad voor beide kinderen van [zoon van verdachte] , eten bij Center Parcs, twee scooters. Ja, ook heb ik contant geld aan mijn kinderen gegeven. Ik denk dat ik aan [E.] 50 euro per week gaf alleen al voor sigaretten. Verder iedere week een bedrag van ongeveer 50 euro voor leefkosten. [J.] heeft ook geld gekregen van mij, in ieder geval meer dan 1.000 euro. Ik denk ongeveer 10.000 tot 15.000 euro. [zoon van verdachte] heeft contant ongeveer 7.500 euro van mij gekregen.
Het zij opgemerkt dat ik dit geld zonder toestemming heb weggenomen van hun bankrekening. De rest van het geld heb ik zelf gebruikt.
Als de lopende rekening “leeg” was, maakt ik via de Rabofoon geld over van de spaarrekening van [slachtoffer] en [benadeelde 5] naar de lopende rekening.
- u de bankafschriften van de familie [slachtoffer] over de periode van 2 november 2012 tot en met 10 november 2015 heeft bestudeerd;
- daaruit zou zijn gebleken dat nadat ik de mantelzorg op mij heb genomen de uitgaven excessief zijn gestegen;
- dat er in de periode van 7 november 2012 tot en met 19 november 2015 in totaal 55.441,79 euro aan pinbetalingen hebben plaatsgevonden;
- dat in die periode 133.770 euro contant geld is opgenomen bij geldautomaten.
Zoals jullie het mij uitleggen zou het zomaar kunnen kloppen. Zeker als ik bedenk dat ik vaak 1.000 euro of meer bij de geldautomaat pinde.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak 03/721693-15 laste gelegde heeft begaan.
In het bijzonder overweegt de rechtbank nog als volgt.
Diefstal of verduistering?
Verdachte had als mantelzorgster de beschikking over de pinpas van de slachtoffers met de bijbehorende pincode. Deze had zij om ongeveer tweewekelijks 500 euro te pinnen ten behoeve van de boodschappen. Dat zij toestemming had om de pinpas en –code te gebruiken voor de boodschappen, betekent niet dat zij deze ook voor andere doeleinden mocht gebruikten. Verdachte heeft die pinpas echter, zonder toestemming, ook gebruikt om veel meer en grote bedragen te pinnen alsmede betalingen te verrichten ten behoeve van haarzelf. Door dergelijk onrechtmatig gebruik van die pinpas en –code verworden die naar het oordeel van de rechtbank tot een valse sleutel die verdachte de toegang gaven tot het geld dat zij vervolgens telkens wegnam. Anders dan bij verduistering had zij de geldbedragen, anders dan ten behoeve van de boodschappen, niet rechtmatig onder zich. Aldus is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gekwalificeerde diefstal zoals primair ten laste gelegd.
De hoogte van het weggenomen geldbedrag
Verdachte heeft bij de politie een grotendeels bekennende verklaring afgelegd, inhoudende dat zij gedurende de ten laste gelegde periode meermalen zonder toestemming van de slachtoffers contante geldopnames heeft gedaan en pinbetalingen heeft verricht – mogelijk tot een bedrag zoals ten laste is gelegd – ten behoeve van haarzelf dan wel uiteindelijk haar kinderen. Alleen een diepvries en een magnetron zou zij met toestemming voor zichzelf hebben gekocht (pg. 107).
Nadien heeft de verdachte te kennen gegeven dat het weggenomen bedrag onjuist dan wel te hoog zou zijn. Zo heeft zij bij de reclassering eerst aangegeven dat zij alleen circa 20.000 euro heeft gekregen van het slachtoffer [slachtoffer] en later dat zij weliswaar geld heeft weggenomen, maar dat zulks niet meer bedroeg dan 40.000 euro. In een brief aan de rechtbank heeft zij gesteld dat het bedrag te hoog zou zijn.
Voor wat betreft het laatste overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier bevindt zich een uitgebreide analyse en berekening van het geldbedrag dat onrechtmatig zou zijn opgenomen en betaald door de verdachte. Verdachte heeft een zeer uitgebreide en gedetailleerde, grotendeels bekennende, verklaring afgelegd die strookt met die analyse. Haar latere stellingen dat haar circa 20.000 euro “geschonken” zou zijn dan wel dat zij maximaal 40.000 euro dan wel een ander lager bedrag dan het ten laste gelegde heeft weggenomen, worden door haar niet onderbouwd. Bovendien vinden die stellingen op geen enkele wijze steun in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het later ingenomen standpunt van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven dient te worden en dat haar eerder afgelegde bekennende verklaring wel geloofwaardig is.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de analyse zoals weergegeven in het dossier juist is. Wel merkt zij daarbij nog het volgende op. Verdachte heeft reeds bij de politie verklaard dat zij wel een diepvries en een magnetron met toestemming van slachtoffer [slachtoffer] zou hebben gekocht voor haarzelf. De (on)juistheid van deze stelling kan thans niet worden geverifieerd, maar de rechtbank zal in het voordeel van de verdachte van die stelling uitgaan. Dit betrof een totaalbedrag van 387,99 euro (zie pg. 550). Anderzijds constateert de rechtbank ook dat de politie bij de berekening van het totale weggenomen bedrag rekening heeft gehouden met de reguliere kosten voor levensonderhoud van 500 euro per 2 weken, óók over een periode die ligt vóór de ten laste gelegde periode. Dat betreft namelijk de periode van 12 november 2012 tot en met 4 juli 2013, zijnde ruim 33 weken en derhalve 16 periodes van 2 weken. De politie heeft aldus feitelijk onjuist, in het voordeel van verdachte, (16 x 500 =) 8.000 euro in mindering gebracht op het totale weggenomen bedrag. Evenzo heeft zij een bedrag van 450 euro, bestaande uit 3 transacties van 150 euro (zie pg. 332, 335 en 338 van de bankafschriften), in mindering gebracht op het totale weggenomen bedrag als zijnde bedragen die met toestemming van de bewindvoerder zijn opgenomen. Deze transacties vonden na de ten laste gelegde periode plaats. Aldus is een bedrag van 8.450 euro onnodig op het weggenomen geldbedrag in minder gebracht en dat compenseert ruimschoots het bedrag van 387,99 euro dat verdachte met toestemming van de slachtoffers gebruikt zou hebben voor de aanschaf van een diepvries en een magnetron.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte, in elk geval minimaal, een bedrag van in totaal 147.593,46 euro heeft weggenomen zoals haar ook ten laste is gelegd.