ECLI:NL:RBLIM:2018:10578

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
6967888 BR VERZ 18-170
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing tot vereffening van twee nalatenschappen met betrekking tot hypothecaire verplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 november 2018 een beschikking gegeven in een procedure betreffende de vereffening van twee nalatenschappen. Verzoeker, benoemd tot vereffenaar op verzoek van de hypotheekhouder SNS-Bank, heeft de nalatenschappen van twee overleden zussen, [erflaatster 1] en [erflaatster 2], te vereffenen. De reden voor de benoeming was dat beide zussen hoofdelijk verbonden waren aan de SNS-Bank voor een hypothecaire lening. De nalatenschap van de ene zus vertoonde een negatief saldo, terwijl de andere een positief saldo had. De kantonrechter heeft de vereffenaar opgedragen om beide nalatenschappen afzonderlijk te vereffenen.

De procedure begon met een verzoek van de vereffenaar, die op 31 juli 2018 een beschikking ontving. Op 24 april 2018 had er een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, en de vereffenaar had een regeling getroffen met de erfgenamen. De onroerende zaak van [erflaatster 1] was verkocht, terwijl de onroerende zaak van [erflaatster 2] geen hypothecaire lasten had. De vereffenaar vroeg om toestemming om een bedrag van € 2.500,00 uit te keren aan [erfgenaam 2] ter compensatie van begrafeniskosten, met instemming van de overige erfgenamen.

De kantonrechter heeft echter aangegeven dat een weloverwogen beslissing pas kan worden genomen als de vereffenaar de benodigde documenten aanlevert, waaronder de transportakte en een deugdelijke boedelbeschrijving. De beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6967888 BR VERZ 18-170
Beschikking van 8 november 2018
op een verzoek van
[verzoeker] ,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] , [adres 1] ,
verzoeker, in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschappen van [erflaatster 1] en [erflaatster 2] .

1.Verdere verloop van de procedure

1.1.
Naar aanleiding van de beschikking van de kantonrechter van 31 juli 2018 heeft verzoeker een brief met bijlagen, ter griffie ontvangen op 23 oktober 2018, ingediend.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De motivering

2.1.
Uit de door verzoeker ingediende stukken blijkt onder meer dat op 24 april 2018 een voorlopig getuigenverhoor heeft plaatsgevonden, dat verzoeker met alle erfgenamen een regeling heeft getroffen, dat [erfgenaam 1] aan de vereffenaar € 2.500,00 heeft betaald, dat de onroerende zaak te Kerkrade van [erflaatster 1] (verder: [erflaatster 1] ) is verkocht, dat de onroerende zaak te Italië van [erflaatster 2] (verder: [erflaatster 2] ) niet is bezwaard met een hypotheek- of ander zekerheidsrecht en dat de economische waarde daarvan € 26.060,00 is.
2.2.
Verzoeker vraagt thans aanwijzing om aan [erfgenaam 2] een bedrag van € 2.500,00 ter compensatie van de begrafeniskosten van [erflaatster 1] uit te mogen keren en stelt daartoe dat de overige erfgenamen hiermee instemmen.
2.3.
In de onderhavige procedure is sprake van twee nalatenschappen. De kantonrechter stelt voorop dat verzoeker op verzoek van de hypotheekhouder (SNS-Bank) tot vereffenaar van de nalatenschappen van [erflaatster 1] en [erflaatster 2] is benoemd. De reden van het verzoek was dat beiden zich jegens de SNS-Bank hoofdelijk hebben verbonden tot nakoming van hetgeen zij uit hoofde van de hypothecaire geldlening verschuldigd zijn ter zake de onroerende zaak aan de [adres 2] te [plaats] (verder: het onderpand). Volgens de bank behoorde het onderpand tot het overlijden ( [overlijdensdatum 1] ) aan [erflaatster 1] toe. Aangezien de erfgenamen van [erflaatster 1] , waaronder [erflaatster 2] , niet aan hun verplichtingen jegens de bank hebben voldaan, en [erflaatster 2] op [overlijdensdatum 2] is overleden en haar erfgenamen evenmin aan hun verplichtingen jegens de bank hebben voldaan, heeft de bank bij brief van 12 maart 2015 het verschuldigde van € 89.776,81 bij de erven van [erflaatster 1] opgeëist.
2.3.1.
Volgens verzoeker is de onroerende zaak te [plaats] voor € 105.000,00 verkocht. Opmerking verdient dat uit de boedelbeschrijving van 9 augustus 2016 van [erflaatster 1] (zaaknr. 6350426 BR VERZ 17-266) dat volgt, doch uit de actuele boedelbeschrijving van [erflaatster 1] (productie 6 bij de brief van 23 oktober 2018) dat niet volgt. Onduidelijk is dus waar het verschil aan overwaarde (€ 105.000,00 -/- € 89.776,81) is gebleven en hoe zich dat verhoudt met de stelling van verzoeker in voormelde brief “
Verder blijkt uit de boedelbeschrijving dat er geen geld is om de andere concurrente schuldeisers te betalen. Betaling van de vorering van [erfgenaam 2] zal geen nadeel veroorzaken voor de overige schuldeisers”.
2.3.2.
Een weloverwogen beslissing op het verzoek kan pas worden genomen indien verzoeker de transportakte van de notaris voorzien van een afschrift van de bankrekening waarop de “overwaarde” is gestort en een deugdelijke boedelbeschrijving van in ieder geval [erflaatster 1] heeft aangeleverd en, indien deze afwijkt van de eerder aangeleverde boedelbeschrijvingen van [erflaatster 1] , met motivering waar die afwijking(en) aan te wijten is/zijn.
2.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
stelt verzoeker in de gelegenheid om binnen een maand na heden aan het verzochte in r.o. 2.3.2. te voldoen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT