Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 september 2018
- de akte van [eisende partij, gedaagde in verzet] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 7 november 2018, is een vordering tot betaling van huurachterstand aan de orde. De eiser, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit N.V., vordert betaling van een huurachterstand van € 2.250,00 van de gedaagde partij, die in verzet is gegaan tegen een eerder verstekvonnis. De kantonrechter heeft in deze procedure vastgesteld dat de huurverhoging niet kan worden toegepast, omdat niet is komen vast te staan dat de gedaagde partij de mededeling over de huurverhoging heeft ontvangen. De eiser heeft de mededeling onder de deur van de woning van de gedaagde geschoven, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat de gedaagde de mededeling ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Dit brengt met zich mee dat de oorspronkelijke huurprijs van € 450,00 per maand gehandhaafd blijft.
De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat de gedaagde partij in totaal € 2.250,00 aan huurachterstand verschuldigd is, na correctie van eerdere betalingen. De wettelijke rente over dit bedrag is toegewezen vanaf de dag van dagvaarden, 31 januari 2018, tot de dag der algehele voldoening. Daarnaast zijn incassokosten van € 337,50 toegewezen aan de eiser. De gedaagde partij is als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure verwezen, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor rekening van de gedaagde komen omdat hij in eerste instantie niet is verschenen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter heeft het eerdere verstekvonnis vernietigd voor zover het de gedaagde partij betreft, en opnieuw beslist dat de gedaagde partij een bedrag van € 2.587,50 aan de eiser moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte.