ECLI:NL:RBLIM:2018:10484

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
04 6961164/CV 18-3514
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en de gevolgen van gebrekkige communicatie door verhuurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 7 november 2018, is een vordering tot betaling van huurachterstand aan de orde. De eiser, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit N.V., vordert betaling van een huurachterstand van € 2.250,00 van de gedaagde partij, die in verzet is gegaan tegen een eerder verstekvonnis. De kantonrechter heeft in deze procedure vastgesteld dat de huurverhoging niet kan worden toegepast, omdat niet is komen vast te staan dat de gedaagde partij de mededeling over de huurverhoging heeft ontvangen. De eiser heeft de mededeling onder de deur van de woning van de gedaagde geschoven, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat de gedaagde de mededeling ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Dit brengt met zich mee dat de oorspronkelijke huurprijs van € 450,00 per maand gehandhaafd blijft.

De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat de gedaagde partij in totaal € 2.250,00 aan huurachterstand verschuldigd is, na correctie van eerdere betalingen. De wettelijke rente over dit bedrag is toegewezen vanaf de dag van dagvaarden, 31 januari 2018, tot de dag der algehele voldoening. Daarnaast zijn incassokosten van € 337,50 toegewezen aan de eiser. De gedaagde partij is als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure verwezen, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die voor rekening van de gedaagde komen omdat hij in eerste instantie niet is verschenen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kantonrechter heeft het eerdere verstekvonnis vernietigd voor zover het de gedaagde partij betreft, en opnieuw beslist dat de gedaagde partij een bedrag van € 2.587,50 aan de eiser moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6961164 \ CV EXPL 18-3514
Vonnis van de kantonrechter van 7 november 2018
in de zaak van:
[eisende partij, gedaagde in verzet] , h.o.d.n. [handelsnaam eisende partij, gedaagde in verzet],
wonend [adres eisende partij, gedaagde in verzet] ,
[woonplaats eisende partij, gedaagde in verzet] ,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.
tegen:
H. [gedaagde partij, eiser in verzet],
wonend [adres gedaagde partij, eiser in verzet] ,
[woonplaats gedaagde partij, eiser in verzet] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp,
Partijen zullen hierna [eisende partij, gedaagde in verzet] en [gedaagde partij, eiser in verzet] worden genoemd

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 september 2018
  • de akte van [eisende partij, gedaagde in verzet] .

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis d.d. 26 september 2018 en volhardt bij de inhoud daarvan. In dat tussenvonnis is [eisende partij, gedaagde in verzet] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wijze waarop de brief van 30 juli 2016 aan [gedaagde partij, eiser in verzet] ter beschikking is gesteld en de daarmee samenhangende “ontvangsttheorie” als bedoeld in artikel 3:37 BW.
[eisende partij, gedaagde in verzet] heeft een akte genomen en aangegeven dat hij de brief zelf heeft bezorgd en onder de toegangsdeur van de woning op de laminaatvloer heeft geschoven.
2.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
[eisende partij, gedaagde in verzet] geeft aan dat hij de brief onder de toegangsdeur van de woning van [gedaagde partij, eiser in verzet] heeft geschoven. Hiermee staat echter nog niet vast dat [gedaagde partij, eiser in verzet] de brief ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Het op deze wijze van communiceren waarbij in het ongewisse blijft of [gedaagde partij, eiser in verzet] de mededeling ook daadwerkelijk ontvangt, is een omstandigheid die voor rekening en risico van [eisende partij, gedaagde in verzet] komt, zeker nu [gedaagde partij, eiser in verzet] niet heeft gereageerd of op andere wijze aan [eisende partij, gedaagde in verzet] te kennen heeft gegeven dat hij de mededeling heeft ontvangen.
Dit leidt er vervolgens toe dat de huurverhoging buiten beschouwing moet blijven en in rechte wordt uitgegaan van de aanvankelijk overeengekomen huurprijs van € 450,00 per maand.
2.3.
Uitgaande van een huurprijs van € 450,00 per maand en het eindoverzicht zoals overgelegd als productie 1 bij de conclusie van antwoord in oppositie bedraagt, alsmede met de vermindering van eis met een bedrag van € 25,00, bedraagt de huurachterstand € 2.250,00. Immers, onweersproken is gesteld dat [gedaagde partij, eiser in verzet] moest betalen 2 termijnen van € 250,00 en 10 termijnen van € 450,00. Hierop strekt in mindering de betalingen ad in totaal een bedrag van € 2.800,00. [gedaagde partij, eiser in verzet] heeft hiertegen onvoldoende onderbouwd verweer gevoerd en niet aangetoond dat betalingen zijn gedaan die niet in het overzicht zijn verwerkt. [eisende partij, gedaagde in verzet] heeft in dit verband nog gesteld dat hij de betalingen van 17 maart 2017 aanvankelijk abusievelijk heeft aangewend ten behoeve van de huren februari en maart 2017 maar dat uit de kwitanties blijkt dat deze huurbetalingen zien op de huur van de maanden december 2016 en januari 2017. De kantonrechter constateert dat dit in meergenoemd overzicht is gecorrigeerd.
2.4.
Aan huurachterstand resteert daarom te voldoen een bedrag van € 2.250,00. Dit bedrag zal aan [eisende partij, gedaagde in verzet] worden toegewezen. Over dit bedrag wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarden, 31 januari 2018, tot de dag der algehele voldoening.
Gelet op de toe te wijzen hoofdsom zal een bedrag van € 337,50 aan incassokosten worden toegewezen.
2.5.
[gedaagde partij, eiser in verzet] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in art. 141 Rv voor rekening van [gedaagde partij, eiser in verzet] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat hij in eerste instantie niet is verschenen.
2.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
vernietigt het door de kantonrechter op 21 maart 2018 onder zaaknummer 6694606 CV EXPL 18-1181 gewezen verstekvonnis, voor zover [gedaagde partij, eiser in verzet] daarbij is veroordeeld tot € 3.149,93, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.675,00 vanaf 31 januari 2018 tot de dag der algehele voldoening,
en opnieuw beslissend
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij, eiser in verzet] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij, gedaagde in verzet] te betalen een bedrag van € 2.587,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.250,00 vanaf 31 januari 2018 tot de dag van betaling,
3.3.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige,
3.4.
veroordeelt [gedaagde partij, eiser in verzet] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [eisende partij, gedaagde in verzet] tot op heden begroot op € 175,00 voor gemachtigdensalaris,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: