ECLI:NL:RBLIM:2018:10460
Rechtbank Limburg
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Begeleide omgangsregeling en dwangsom in familiezaken met betrekking tot minderjarigen
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een familiekwestie betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De moeder, die de verzoekster is, heeft geweigerd mee te werken aan de begeleide omgangsregeling (BOR) die door de rechtbank was opgelegd. De vader heeft zijn teleurstelling geuit over het gebrek aan medewerking van de moeder, die al meer dan twee jaar geen contact heeft gehad met [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet bereid is om mee te werken aan de BOR, ondanks de opgelegde dwangsommen. De vader heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende redenen zijn om de eerder opgelegde BOR met dwangsom opnieuw te gelasten. De rechtbank heeft ook de situatie van [minderjarige 2] beoordeeld, waarbij de moeder heeft aangegeven dat de omgang met de vader onmogelijk is door de afstand. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de vader in staat is om de belangen van [minderjarige 2] te behartigen en dat er geen overtuigende redenen zijn om de omgang niet in [woonplaats] te laten plaatsvinden. De rechtbank heeft de zorgregeling gewijzigd, waarbij de vader nu eenmaal per 14 dagen zorg heeft voor [minderjarige 2] en de moeder een dwangsom van € 250,00 per omgangsdag verbeurt als zij niet meewerkt aan de zorgregeling. De kinderbijdrage is vastgesteld op € 50,00 per maand per kind, met ingang van 1 november 2018.