ECLI:NL:RBLIM:2018:10099

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
C/03/241270 / HA ZA 17-541
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake hypotheekfraude en bewijskracht van onderhandse akte

Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis gewezen in een civiele zaak met zaaknummer C/03/241270 / HA ZA 17-541. In deze zaak, die betrekking heeft op hypotheekfraude, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.E.G.N. Schnabel, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.S. van Gans. Eiser heeft zijn vordering verminderd en vordert nu een hoofdsom van € 2.605,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een eindvonnis van 22 augustus 2018, reeds geoordeeld over de hoogte van de vordering en de bewijslevering. Gedaagde heeft geen bezwaren geuit tegen de vermindering van eis, waardoor de rechtbank de verminderde eis heeft toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde moet betalen aan eiser, inclusief de gevorderde rente, en heeft de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/241270 / HA ZA 17-541
Vonnis bij vervroeging van 24 oktober 2018
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. S.E.G.N. Schnabel,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.S. van Gans.
Wederom gezien de stukken, waaronder thans een door deze rechtbank in de hoofdzaak met zaaknummer C/03/235360 / HA ZA 17-254 gewezen eindvonnis en in de onderhavige vrijwaringszaak gewezen tussenvonnis van 22 augustus 2018. De rechtbank zal de nummering voortzetten die in genoemd vonnis is gebruikt.

10.Het verdere verloop van de procedure

10.1
Het verloop van de procedure in de onderhavige vrijwaringszaak blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 augustus 2018;
  • de door [eiser] genomen akte houdende eisvermindering;
  • de door [gedaagde] genomen akte;
10.2
Tenslotte is vonnis bepaald.

11.De vermindering van eis

11.1
[eiser] heeft in zijn akte vermindering van eis aangevoerd dat hij om proceseconomische redenen zijn vordering wenst te verminderen door nog slechts te vorderen dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat [gedaagde] veroordeelt aan [eiser] te voldoen een hoofdsom van € 2.605,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, waaronder € 131,- ter zake nakosten indien geen betekening van het vonnis plaatsvindt, dan wel € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen 14 dagen na de datum van het vonnis aan de daarbij uitgesproken veroordeling is voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de proceskosten te voldoen binnen 14 dagen na de dag waarop (eind)vonnis wordt gewezen, bij niet (tijdige) betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15de dag na de uitspraak van dat vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
[gedaagde] heeft daartegen geen bezwaren aangevoerd en de rechtbank ziet ambtshalve evenmin bezwaren, zodat de rechtbank recht zal doen op de verminderde eis.

12.De verdere beoordeling

12.1
De verminderde eis brengt met zich dat de bewijslevering, waartoe de rechtbank [gedaagde] in staat had gesteld bij het tussenvonnis van 22 augustus 2018, geen doel meer dient, zodat de rechtbank hier verder niet meer over zal oordelen. De vordering is verminderd tot het bedrag waarvan de rechtbank al in het tussenvonnis van 23 mei 2018 in rov. 4.6 heeft geoordeeld dat dit bedrag in de vrijwaring in elk geval zal worden toegewezen indien en voor zover [eiser] in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot betaling van in elk geval dit bedrag. Zie ook rov. 8.10 in het tussenvonnis van 22 augustus 2018. [eiser] is in de hoofdzaak bij eindvonnis van 22 augustus 2018 veroordeeld tot betaling van € 136.500,- aan hoofdsom. Dit betekent dat de verminderde vordering zal worden toegewezen, inclusief de gevorderde rente waartegen geen verweer is gevoerd.
12.2
[gedaagde] heeft niet terstond het thans toegewezen bedrag aan [eiser] betaald. Gelet daarop kan [eiser] niet zonder meer in de proceskosten worden veroordeeld, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd in zijn laatste akte. De rechtbank is wel van oordeel dat partijen over en weer op zodanige punten in het ongelijk zijn gesteld dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd zoals hieronder vermeld.

13.De beslissing

De rechtbank:
13.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 2.605,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 september 2017;
13.2
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van het geding, begroot op € 131,- indien geen betekening van dit vonnis plaatsvindt, dan wel € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak aan de hierbij uitgesproken veroordeling is voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te voldoen binnen 14 dagen na de dag van deze uitspraak, bij niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15de dag na deze uitspraak tot aan de dag der algehele voldoening;
13.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
13.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.