ECLI:NL:RBLIM:2018:1009

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
04 6309189 CV EXPL 17-7313
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loon bij ziekte en re-integratie van werknemer in passend werk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 31 januari 2018, staat de loonbetaling bij ziekte centraal. De eiser, een werknemer die sinds 5 maart 1991 in dienst is bij NLW Groep N.V., heeft zich op 8 april 2015 ziekgemeld vanwege knieklachten. Na een operatie op 8 juli 2015 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om de werknemer in aangepaste arbeid te laten terugkeren. De cao voor de sociale werkvoorziening bepaalt dat na 52 weken ziekte het loon wordt verlaagd naar 70% van het laatstverdiende loon, tenzij de werknemer in staat is om passend werk te verrichten. De werknemer heeft in de maanden mei, juni en juli 2016 een loonkorting ontvangen van NLW, wat hij aanvecht. Hij stelt dat hij recht heeft op 100% loonbetaling, omdat hij in die periode 36 uur per week heeft gewerkt.

De kantonrechter oordeelt dat de werknemer van 4 januari 2016 tot 3 augustus 2016 passend werk heeft verricht en dat er geen sprake is van een doorbreking van de wachttijd. De rechter concludeert dat de werknemer niet in staat was om zijn eigen werk te doen op 4 januari 2016, maar dat hij wel in staat was om aangepast werk te verrichten. De vordering van de werknemer wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6309189 \ CV EXPL 17-7313
Vonnis van de kantonrechter van 31 januari 2018
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.W. van Duijnhoven (FNV),
tegen:
de naamloze vennootschap NLW GROEP N.V.,
gevestigd te Venray,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.M. van Kralingen-Haanstra.
Partijen worden verder aangeduid als “ [eisende partij] ” en “NLW”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is op 5 maart 1991 in dienst getreden bij NLW in de functie van meewerkend voorman B.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de cao voor de sociale werkvoorziening (verder: “de cao”). In artikel 8.1 is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald”
“1. Bij ziekte heeft de werknemer gedurende 52 weken recht op 100% van het laatstverdiende loon. (…)
2. Voor zover de ziekteperiode van de werknemer langer duurt dan de in lid 1 genoemde periode van 52 weken wordt over de volgende periode van 52 weken, het 2e ziektejaar, het loon doorbetaald op 70% van het laatstverdiende loon.
3. (…)
4. (…)
5. Voor zover op aanwijzing van de arbo-arts in het 2e ziektejaar door de werknemer een aantal uren productieve arbeidwordt)
verricht, wordt voor dat aantal uren loon doorbetaald op 100% van het laatstverdiende loon en voor de niet productieve (ziekte)uren een percentage van 70% daarvan.
6. etc. (…)”
2.3.
Op 8 april 2015 heeft [eisende partij] zich ziekgemeld wegens knieklachten. Op 8 juli 2015 is [eisende partij] geopereerd aan zijn knie. In verband met de knieklachten oordeelt de bedrijfsarts in eerste instantie dat [eisende partij] beperkt is in langer zitten/staan/lopen/hurken/ knielen. Op 17 november 2015 oordeelt de bedrijfsarts dat [eisende partij] daarnaast fors beperkt is in veel praten. Tevens adviseert de bedrijfsarts maandag 23 november 2015 op te starten met halve dagen zittend werk.
2.4.
Op 15 december 2015 rapporteert de bedrijfsarts als volgt:
“(…)
Bevindingen en advies
Beperkingen:
Lang staan/veel lopen. Nog onduidelijk hoe deze beperkingen zich zullen ontwikkelen.
Veel praten is nu structureel beperkt.
Mogelijkheden voor eigen of passend werk:
Dhr. [eisende partij] is nu halve dagen hervat in passend werk.
Advies:
Mijn advies is om maandag 4 januari alle contracturen te gaan hervatten in passend werk (zie de beperkingen).
Prognose: Voor passend werk goed.
(…)”
2.5.
Het door beide partijen ondertekende Plan van aanpak van 11 januari 2016 vermeldt geen concreet einddoel voor de re-integratie. Het vermeldt in dat kader:

D.m.v. een FML en arbeidsdeskundig onderzoek vaststellen of reintegratie in eigen functie nog haalbaar is. Blijkt dit niet haalbaar dan zal moeten worden gekeken of er een andere passende functie voor werknemer binnen de NLW Groep te duiden is.”
2.6.
Bij brief van 11 februari 2016 bericht NLW [eisende partij] het volgende:
“ Helaas bent u al geruime tijd wegens ziekte niet in staat om uw werkzaamheden volledig te verrichten in uw eigen werk. Dit betekent dat er na 52 weken ziekte, mogelijk een aantal belangrijke zaken voor u gaan veranderen. Deze veranderingen betreffen met name de hoogte van uw loon. Om u zo goed mogelijk voor te bereiden op deze mogelijke veranderingen informeren wij u in deze brief over wat u kunt verwachten.
Wanneer u 36 uur per week werkt (in aangepast werk) dan is deze brief overbodig. Uw salaris wordt dan voor 100% doorbetaald. Het maakt daarbij niet uit of u in deze uren aangepast werk verricht of uw eigen arbeid. Echter wanneer u minder uren zou gaan werken dan is de informatie in deze brief belangrijk voor u. Na 52 weken ziek zijn wordt namelijk uw loon voor het gedeelte dat u niet werkt teruggebracht van 100% naar 70% van het laatstverdiende loon. (U kunt hiervoor ook artikel 8.1 van de cao WSW raadplegen).
Mocht u na het lezen van deze brief nog vragen hebben, dan kunt u daarmee terecht bij uw personeelsconsulent, de heer (…).”
2.7.
In zijn rapportage van 1 maart 2016 oordeelt de bedrijfsarts dat hij medisch geen bezwaar ziet om alle uren te werken in werkzaamheden die passen bij de (bij het advies gevoegde) FML (Functie Mogelijkheden Lijst). Tevens meldt de bedrijfsarts dat [eisende partij] dan reeds alle uren werkt. De bedrijfsarts acht de prognose goed voor passend werk.
2.8.
De door beide partijen opgestelde en op 4 maart 2016 ondertekende (Eerstejaars)evaluatie vermeldt dat geen re-integratie tweede spoor is ingezet, omdat de verwachting is dat er voldoende passende mogelijkheden aanwezig zijn binnen de eigen organisatie en omdat [eisende partij] op dat moment al (volledig) in aangepaste arbeid werkzaam is.
2.9.
Omstreeks 13 april 2016 ontvangt [eisende partij] van NLW een brief die min of meer gelijkluidend is met die van 11 februari 2016.
2.10.
In zijn rapport van 17 mei 2016 concludeert de arbeidsdeskundige dat de functie van meewerkend voorman B niet (meer) passend is, dat deze functie niet meer passend is te maken en dat [eisende partij] dus arbeidsongeschikt is voor de eigen functie. Voorts concludeert de arbeidsdeskundige dat re-integratie in een passende functie binnen de NLW-groep theoretisch wel mogelijk is en reeds is ingezet.
2.11.
In zijn rapportage van 14 juni 2016 herhaalt de bedrijfsarts zijn bevindingen van 1 maart 2016 onder de toevoeging dat het huidige werk passend is.
2.12.
Op 2 augustus 2016 oordeelt de bedrijfsarts dat de beperkingen ten aanzien van de communicatie duidelijk zijn verminderd en dat er op dat moment geen bezwaar bestaat tegen volledige hervatting in het eigen werk. [eisende partij] is dan ook per 3 augustus 2016 hersteld gemeld.
2.13.
NLW heeft het loon van [eisende partij] over de maanden mei, juni en juli 2016 deels gekort tot 70%.
2.14.
[eisende partij] heeft op 15 november 2016 bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd over de vraag of hij zijn eigen werk op 4 januari 2016 kon doen.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert, na vermeerdering van eis bij repliek – samengevat – veroordeling van NLW tot betaling van € 1.318,33 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en met veroordeling van NLW in de kosten van het geding. Bij repliek heeft [eisende partij] zijn eis ook (voorwaardelijk) verminderd. Voor zover van belang wordt daar hierna verder op ingegaan.
3.2.
NLW voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] legt aan zijn vordering - samengevat - het volgende ten grondslag. NLW heeft hem in de maanden mei, juni en juli 2016 ten onrechte gekort op zijn loon.
In de eerste plaats mocht NLW de korting niet toepassen, gelet op de brief van 13 april 2016; [eisende partij] is immers steeds 36 uur blijven werken.
In de tweede plaats is de in artikel 8 van de cao bedoelde wachttijd van 52 weken in ieder geval zes weken na 4 januari 2016 doorbroken, zodat [eisende partij] voor de dagen dat hij daarna ziek is geweest, recht had op 100% van zijn laatstverdiende loon. [eisende partij] wijst ter onderbouwing van dit standpunt op de rapportage van de arbeidsdeskundige die is gevoegd bij het deskundigenoordeel van 29 december 2016. Daaruit volgt volgens [eisende partij] dat de bedrijfsarts [eisende partij] per 4 januari 2016 geschikt had moeten verklaren voor zijn eigen werk.
4.2.
NLW daarentegen is van mening dat geen onderbreking van de ziekteperiode heeft plaatsgevonden. [eisende partij] heeft in het kader van zijn re-integratie vanaf 4 januari 2016 voor alle contracturen passend werk verricht. Op die datum was hij met name vanwege zijn beperkingen bij het spreken nog niet geschikt voor zijn eigen werk als meewerkend voorman. Pas per 3 augustus 2016 was [eisende partij] daartoe weer geschikt. Partijen hebben voor de tussenliggende periode geen afspraken gemaakt over een wijziging van de arbeidsovereenkomst. Het passend werk dat [eisende partij] verrichtte is met andere woorden geen bedongen arbeid geworden. Een en ander brengt met zich dat de wachttijd op 15 april 2016 is doorlopen, aldus NLW.
De brief van 13 april 2016 was volgens NLW niet overbodig, omdat [eisende partij] op dat moment passend werk met loonwaarde verrichtte en hij - zo begrijpt de kantonrechter - , gelet op artikel 8 van de cao, voor zover hij alle contracturen werkte, ook na de wachttijd nog recht had op zijn volledige loon. [eisende partij] heeft zich echter in de periode mei tot en met juli 2016 enkele malen ziek gemeld, zodat hij niet continu 36 uur per week is blijven werken. Voor de uren die hij niet kon werken had hij recht op 70% van het loon.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.3.1.
Het deskundigenoordeel van 29 december 2016 vermeldt letterlijk: “
Ons oordeel is dat u uw eigen werk op 4 januari 2016 niet kon doen. U heeft op 4 januari 2016 het volledig aantal uren hervat in aangepast werk. Op 3 augustus 2016 heeft u volledig hervat in uw eigen werk.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit oordeel van de deskundige geheel in lijn met het hiervoor onder punt 2 weergegeven feitenrelaas. De kantonrechter kan [eisende partij] ook niet volgen in zijn stelling dat uit de bij het deskundigenoordeel bijgevoegde rapportage van de arbeidsdeskundige moet worden geconcludeerd dat [eisende partij] op 4 januari 2016 geschikt was voor zijn eigen functie als meewerkend voorman dan wel dat hij deze functie op dat moment daadwerkelijk vervulde. Dat staat er niet. De arbeidsdeskundige concludeert naar het oordeel van de kantonrechter enkel dat het werk dat [eisende partij] op 4 januari 2016 verrichtte voor hem passend was. De (eind)conclusie van de arbeidsdeskundige, te weten: het eigen werk is passend, lijkt eerder te zijn ingegeven door een andere vraagstelling dan die op basis waarvan [eisende partij] om het deskundigenoordeel had verzocht. Onder punt 1 van het rapport staat namelijk als vraagstelling weergegeven: kan ik mijn werk weer volledig doen. Dat geldt te meer, nu het rapport van 29 december 2016 was en [eisende partij] toen al ruim vier maanden weer in zijn eigen functie werkte.
4.3.2.
Gelet op al het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat [eisende partij] van 4 januari 2016 tot 3 augustus 2016 passend werk verrichtte in het kader van zijn re-integratie. Van een doorbreking van de wachttijd is dan ook geen sprake geweest. Dat er vanaf november 2015 nieuwe klachten zijn bijgekomen maakt dit niet anders. Voor zover de knieklachten binnen de wachttermijn al geen belemmering meer vormden om zijn eigen werk te doen, geldt dat [eisende partij] niet heeft onderbouwd dat de stemklachten niet aan het uitoefenen van zijn eigen functie in de weg stonden. Gelet op met name het arbeidsdeskundig onderzoek van 17 mei 2016 had dit wel op zijn weg gelegen.
[eisende partij] heeft de door NLW gestelde ziekmeldingen in de periode mei tot en met juli 2016 niet betwist, zodat [eisende partij] ingevolge artikel 8.1, lid 5, van de cao voor die periodes recht heeft op 70% van het loon. Hoewel de kantonrechter de brieven van NLW van 11 februari en 13 april 2016 niet erg duidelijk vindt, is hij van oordeel dat [eisende partij] daaraan niet het vertrouwen mocht ontlenen dat hem 100% zou worden doorbetaald. Voor zover bij [eisende partij] onduidelijkheid bestond over het te ontvangen loon had hij de cao kunnen raadplegen of zijn leidinggevende kunnen vragen om opheldering. Op die mogelijkheden wordt in de brieven ook geattendeerd.
4.4.
Gelet op het voorgaande moet de vordering van [eisende partij] , inclusief de nevenvorderingen, worden afgewezen.
4.5.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van NLW worden begroot op een bedrag van € 300,00 aan gemachtigdensalaris (2 maal tarief € 150,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van NLW gevallen en tot op heden begroot op € 300,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat betreft de proceskostenveroordeling,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: