Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[onderbewindgestelde 1],
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft de kantonrechter op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, beide vertegenwoordigd door hun bewindvoerders. De eisende partij, G.G.N. BEWINDVOERING B.V., vorderde dat de onderbewindgestelde 1 met uitsluiting van onderbewindgestelde 2 bevoegd zou zijn tot het genot en gebruik van de woning die zij huren van woningstichting Heemwonen. De eis was gebaseerd op artikel 7:267 lid 7 BW, waarbij de belangen van de betrokken minderjarige kinderen een belangrijke rol speelden.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij beide partijen aanwezig waren, en de kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De rechter constateerde dat de relatie tussen de onderbewindgestelden was verbroken en dat de spanningen waren opgelopen, waardoor samenwoning niet meer mogelijk was. De kantonrechter heeft de belangen van de minderjarige kinderen, waaronder de zoon van onderbewindgestelde 1, en de vier kinderen van onderbewindgestelde 2 in overweging genomen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van onderbewindgestelde 1 afgewezen, maar de vordering in reconventie van onderbewindgestelde 2 toegewezen, met de bepaling dat hij met uitsluiting van onderbewindgestelde 1 bevoegd is tot het genot en gebruik van de woning, met een termijn van twee maanden voor de ontruiming. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. Hoekstra.