In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V. (hierna: ASR) en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. ASR vorderde betaling van proceskosten van de gedaagde partij, die weliswaar tijdig een deel van de hoofdsom had betaald, maar niet het volledige bedrag dat nodig was om een procedure te voorkomen. De gedaagde had op 19 juni 2017 een bedrag van € 401,71 overgemaakt, terwijl de voorwaarde voor het voorkomen van de procedure een betaling van € 562,76 inhield, inclusief dagvaardingskosten en salaris van de gemachtigde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet aan de voorwaarden had voldaan, waardoor ASR terecht de procedure had doorgezet. De kantonrechter wees de vordering van ASR toe en stelde de kosten aan de zijde van ASR vast op € 338,05, bestaande uit dagvaardingskosten, griffierecht en salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.