ECLI:NL:RBLIM:2017:9873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
6099920/CV/17-5574
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van proceskosten na gedeeltelijke betaling door gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V. (hierna: ASR) en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. ASR vorderde betaling van proceskosten van de gedaagde partij, die weliswaar tijdig een deel van de hoofdsom had betaald, maar niet het volledige bedrag dat nodig was om een procedure te voorkomen. De gedaagde had op 19 juni 2017 een bedrag van € 401,71 overgemaakt, terwijl de voorwaarde voor het voorkomen van de procedure een betaling van € 562,76 inhield, inclusief dagvaardingskosten en salaris van de gemachtigde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet aan de voorwaarden had voldaan, waardoor ASR terecht de procedure had doorgezet. De kantonrechter wees de vordering van ASR toe en stelde de kosten aan de zijde van ASR vast op € 338,05, bestaande uit dagvaardingskosten, griffierecht en salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6099920 \ CV EXPL 17-5574
Vonnis van de kantonrechter van 11 oktober 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V.,
statutair gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te Utrecht,
eisende partij,
verder te noemen ASR,
gemachtigde Gerechtsdeurwaarderskantoor Van Arkel,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de akte vermindering eis,
  • het mondelinge antwoord van [gedaagde partij] , door de griffier op schrift gesteld;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] is bij ASR verzekerd (geweest) tegen ziektekosten.
2.2.
De vervaltermijn van de nota(’s), ad € 339,36, ten aanzien van zorgkosten die onder het eigen risico vallen, is verstreken.
2.3.
Op 20 juni 2017 heeft ASR een bedrag van € 401,71 van [gedaagde partij] ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
ASR vordert – samengevat en na vermindering van eis – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen houdt verdeeld de vraag of gedaagde gehouden is de ontstane proceskosten aan ASR te vergoeden.
4.2.
[gedaagde partij] heeft op 19 juni 2017 de hoofdsom, inclusief verschenen rente en incassokosten aan ASR overgemaakt, welke betaling ASR op 20 juni 2017 heeft ontvangen.
Partijen voeren over het tijdstip (uren/minuten) van betaling een discussie, doch dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet van belang. Daartoe overweegt hij als volgt.
Als onweersproken staat vast dat als bijlage bij de dagvaarding een schrijven is gevoegd, waarin ASR aan [gedaagde partij] mededeelt op welke voorwaarde een procedure kan worden voorkomen.
Gedaagde voldoet niet aan die voorwaarde door ‘slechts’ een bedrag van € 401,71 te voldoen, in plaats van € 562,76 (voorwaarde) inclusief de inmiddels gemaakte kosten van de dagvaarding en salaris gemachtigde. Het is juist dat [gedaagde partij] wel tijdig, uiterlijk twee dagen voor de zitting, heeft betaald, echter hij heeft niet het volledige bedrag betaald dat een procedure had kunnen voorkomen. Bij het ontvangen van de dagvaarding had [gedaagde partij] nog enkele dagen de tijd om het restant, zoals blijkt uit de bijlage, aan ASR over te maken. Dit heeft hij niet gedaan, waardoor ASR terecht de procedure heeft doorgezet.
4.3.
De betalingstermijn van de oorspronkelijke factuur is ruimschoots verstreken. Dat [gedaagde partij] vervolgens tot het allerlaatste moment wacht met betalen dient voor zijn eigen rekening en risico te blijven. Het moge duidelijk zijn dat een dagvaarding die op 19 juni 2017 wordt betekend, reeds eerder dan 19 juni 2017 is opgesteld en waardoor dus ook eerder die dagvaardingkosten en kosten salaris gemachtigde zijn ontstaan.
4.4.
Het verweer dat ASR bekend was met de financiële problemen van [gedaagde partij] wordt verworpen. Het is aan [gedaagde partij] zijn financiële verplichtingen tegenover ASR (tijdig) na te komen. ASR is niet verplicht een betalingsregeling met [gedaagde partij] te treffen, nog afgezien van de vraag of [gedaagde partij] hierom heeft verzocht.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt de verminderde vordering van ASR aan haar toegewezen. Deze bestaat uit de kosten aan de zijde van ASR en wordt begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 338,05

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van ASR gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 338,05,
5.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: