ECLI:NL:RBLIM:2017:9870

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
03/659208-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met een ploertendoder in Heythuysen

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 13 mei 2017 in Heythuysen heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden met een ploertendoder. De verdachte werd bijgestaan door mr. J.K.T. Schoffelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 september 2017, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, verwijzend naar de aangifte van [slachtoffer], getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdediging betwistte het opzet van de verdachte en stelde dat het letsel van [slachtoffer] niet door de ploertendoder was veroorzaakt.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte meerdere keren met kracht met de ploertendoder op het hoofd van [slachtoffer] had geslagen, wat een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, ondanks dat het letsel niet levensbedreigend bleek. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot schadevergoeding toegewezen, met een totaalbedrag van € 2.354,90, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659208-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
gedetineerd in [adresgegevens pi] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte van
[slachtoffer] , de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] en de camerabeelden, die ter terechtzitting zijn bekeken. Naar het oordeel van de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte meerdere malen met kracht met een ploertendoder op het hoofd van aangever heeft geslagen. Verdachte heeft door zodanig te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft in dit kader aangevoerd dat verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van aangever. Volgens de raadsman blijkt uit de camerabeelden dat verdachte in eerste instantie van de situatie is weggelopen, met zijn rug naar aangever toe. Aangever is op dat moment gestruikeld, met als gevolg dat de situatie is geëscaleerd. Verdachte heeft vervolgens aangever aangevallen, waarbij aangever ongelukkig terecht is gekomen. Niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte vervolgens met de ploertendoder op het hoofd van aangever heeft geslagen. Verdachte ontkent dit. Op de camerabeelden is het ook niet te zien en getuige [getuige 2] spreekt enkel over slaan tegen het lichaam, niet tegen het hoofd. Voorts zou een ploertendoder een striem moeten hebben achtergelaten en dergelijk letsel ontbreekt. Het letsel op het hoofd van aangever kan zijn veroorzaakt doordat aangever op een bepaald moment is gevallen en met zijn hoofd het ter plaatse liggende puin heeft geraakt, zoals ook te zien is op de foto op pagina 14 van het dossier.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) heeft op 13 mei 2017 aangifte gedaan van zware mishandeling, gepleegd op diezelfde dag te Heythuysen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij met een ploertendoder op zijn hoofd is geslagen, waardoor hij een hoofdwond heeft opgelopen. De mishandeling is gepleegd door een persoon genaamd [verdachte] , zijnde verdachte. Ten gevolge van dit incident is [slachtoffer] met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [2]
[slachtoffer] heeft op 14 mei 2017 een aanvullende verklaring bij de politie afgelegd. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 13 mei 2017 bij zijn partner verbleef, toen opeens de deurbel ging. [slachtoffer] hoorde dat een woordenwisseling ontstond tussen zijn partner en de persoon die had aangebeld. [slachtoffer] is daarop naar de voordeur gelopen en zag daar een voor hem onbekende man staan, zijnde verdachte. Zowel [slachtoffer] als zijn partner hebben verdachte vervolgens meerdere malen gemaand te vertrekken. Verdachte bleef desondanks op de oprit staan, maar is vervolgens toch langzaam achteruit de oprit afgelopen. Plotseling maakte verdachte een slaande beweging met zijn rechtervuist naar het gezicht van [slachtoffer] . [slachtoffer] zag vervolgens dat verdachte ineens een zwart grijze ploertendoder in zijn rechterhand had. [slachtoffer] zag dat verdachte de ploertendoder open zwaaide en met deze ploertendoder slaande bewegingen in zijn richting begon te maken. [slachtoffer] probeerde zijn hoofd met zijn armen en handen af te schermen. [slachtoffer] voelde hierna een klap op zijn hoofd en voelde gelijk dat zijn hoofd nat werd. [slachtoffer] heeft toen zijn hoofd vastgepakt en is gaan liggen. Verdachte is vervolgens vertrokken. [3]
[slachtoffer] heeft op 8 juli 2017 wederom een aanvullende verklaring bij de politie afgelegd. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een ploertendoder vasthad, uitschoof en hiermee sloeg. [slachtoffer] voelde een slag op zijn hoofd en voelde daarna bloed sijpelen. Dit bloed kwam uit zijn hoofd. Het is volgens [slachtoffer] niet mogelijk dat het letsel op zijn hoofd op een andere wijze is ontstaan, bijvoorbeeld door het vallen met zijn hoofd op dakpannen. Die lagen daar niet in de buurt. [4]
Het letsel van [slachtoffer]
heeft verklaard dat hij, naast de wond op zijn hoofd, twee blauwe vingers aan zijn linkerhand had, waarschijnlijk van het afweren. Daarnaast had [slachtoffer] een kleine wond op zijn rechterbovenbeen. In het ziekenhuis is een CT-scan van het hoofd van [slachtoffer] gemaakt. De wond op zijn hoofd is met zwaluwstaartjes dichtgeplakt. [5]
Verbalisant [naam] is naar aanleiding van een melding op 13 mei 2017 ter plaatse gegaan. Verbalisant [naam] heeft gerelateerd dat hij heeft waargenomen dat [slachtoffer] op zijn hoofd een snee van ongeveer één centimeter had en dat deze wond bloedde. [6] De handen van [slachtoffer] zaten helemaal onder het bloed en in de voortuin lag een flinke plas bloed. [7] Verbalisant [naam] heeft nog gerelateerd dat op de dakpannen die buiten lagen geen bloed werd aangetroffen. [8]
Van het letsel en de plas bloed in de voortuin zijn door verbalisant [naam] en door de verbalisant [naam] foto’s gemaakt, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. [9]
Verklaring van getuige [getuige 1]
De getuige [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1] ) heeft op 13 mei 2017 een verklaring afgelegd. [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [slachtoffer] begon te slaan, meerdere keren met gebalde vuisten op zijn gezicht. [slachtoffer] verdedigde zich door zijn armen voor zijn gezicht te brengen. [getuige 1] zag vervolgens dat verdachte met een snelle beweging een ploertendoder pakte en deze uitschoof. [getuige 1] zag dat verdachte met de ploertendoder op het hoofd van [slachtoffer] begon te slaan en bleef slaan tot de man neer ging. [10]
Camerabeelden
Van het incident zijn camerabeelden beschikbaar. Verbalisant [naam] heeft deze camerabeelden bekeken. Verbalisant [naam] heeft gerelateerd dat vanaf moment 00:35 zichtbaar is dat verdachte zijn rechterarm naar achteren beweegt en een klein zwart voorwerp in zijn rechterhand heeft. Verdachte beweegt zijn rechterarm vervolgens in een slaande beweging naar voren en naar beneden. Bij deze beweging hoort verbalisant [naam] een geluid dat omschreven kan worden als ‘
metaal dat over elkaar schuift’. Verdachte maakt vervolgens met zijn rechterarm een slaande beweging naar het hoofd van [slachtoffer] , waarbij verdachte een lang zwart voorwerp in zijn rechterhand heeft. [slachtoffer] bukt en brengt beide handen voor zijn hoofd. Verdachte slaat wederom met zijn rechterarm in de richting van het hoofd van [slachtoffer] , waarbij hij genoemd voorwerp nog steeds in zijn rechterhand heeft. Verbalisant [naam] hoort hierbij een geluid dat omschreven kan worden als ‘
een metalen voorwerp dat iets hards raakt’. [slachtoffer] valt vervolgens voorover op de grond. Verdachte slaat nogmaals met zijn rechterarm in de richting van [slachtoffer] , waarbij hij genoemd voorwerp nog steeds in zijn rechterhand heeft. [11]
Ter terechtzitting zijn de camerabeelden getoond. De rechtbank heeft op deze camerabeelden waargenomen dat verdachte twee keer met een ploertendoder op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Aangever is vervolgens voorover op de grond gevallen. De rechtbank heeft voorts waargenomen dat verdachte daaropvolgend nog een keer met de ploertendoder in de richting van [slachtoffer] heeft geslagen terwijl hij op de grond lag. Uit de camerabeelden blijkt voorts dat verdachte met kracht [slachtoffer] met de ploertendoder heeft geslagen. [12]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] meerdere keren met zijn vuisten heeft geslagen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij één keer met de ploertendoder een slaande beweging richting de benen van aangever heeft gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de aangifte van [slachtoffer] , het letsel, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de camerabeelden staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte onder meer tweemaal met kracht met een ploertendoder op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of het door verdachte toegepaste geweld is te duiden als een poging tot doodslag dan wel als een poging tot zware mishandeling. Een aanwijzing dat verdachte met de ploertendoder heeft geslagen met de bedoeling [slachtoffer] aldus van het leven te beroven, ontbreekt. Van bloot, doelbewust opzet aan de kant van verdachte is dan ook geen sprake. De volgende vraag die beantwoording behoeft, is of sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Zoals reeds benoemd, is de rechtbank van oordeel dat uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte tweemaal met kracht met een ploertendoder op het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Het slaan met een hard voorwerp tegen iemands hoofd kan onder omstandigheden de aanmerkelijke kans opleveren dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Het hoofd is immers een kwetsbaar lichaamsdeel met vitale levensfuncties, waaronder het brein, zodat onder omstandigheden een levensbedreigende situatie kan worden aangenomen. Deze omstandigheden kunnen gelegen zijn in de kracht van het slaan en de aard van het voorwerp waarmee dit gebeurt. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de camerabeelden is komen vast te staan dat verdachte twee maal
met een ploertendoder met een dusdanige kracht op het hoofd van aangever heeft geslagen, dat dit handelen een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood oplevert. De rechtbank acht vervolgens de aard van verdachtes gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, reeds naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van fataal lichamelijk letsel bij aangever, dat hieruit valt af te leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook welbewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht de poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de enkele omstandigheid dat de toegebrachte wond nadien niet levensbedreigend bleek te zien, niet tot een ander oordeel leidt. De stelling van de raadsman, inhoudende dat het letsel op het hoofd van [slachtoffer] niet is veroorzaakt door het slaan met de ploertendoder maar door in de voortuin liggend bouwafval of dakpannen, wordt door geen enkel bewijsmiddel ondersteund. Zo is op de dakpannen die buiten lagen geen bloed aangetroffen. En zelfs al zou dit wel het geval zijn, neemt dit niet weg dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte [slachtoffer] in ieder geval twee keer met de ploertendoder op zijn hoofd heeft geslagen, hetgeen een poging doodslag oplevert. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
primair
op 13 mei 2017 te Heythuysen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een ploertendoder meermalen op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 1 primair
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan deze proeftijd dienen algemene en bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals opgenomen in het reclasseringsrapport.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, bepleit. Bij de oplegging van deze straf is het onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het voorarrest, waardoor de behandeling van verdachte, zoals door de reclassering beschreven, onmiddellijk kan aanvangen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [slachtoffer] met een ploertendoder meermalen op zijn hoofd te slaan. Dit is een zeer ernstig feit, waarvoor [slachtoffer] met een ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. Dat de lichamelijke gevolgen voor [slachtoffer] niet ernstiger zijn, is een gelukkige omstandigheid, die niet aan het handelen van verdachte te danken is en het dus ook niet minder erg maakt. Ter zitting heeft [slachtoffer] gebruik gemaakt van zijn spreekrecht en vertelt over de enorme impact die verdachtes gedragingen op zijn leven hebben gehad. [slachtoffer] heeft het gevoel dat hij de dood in de ogen heeft gekeken en heeft nog geregeld angstdromen. Hij voelt zich onveilig en is nog steeds bang voor een confrontatie met verdachte.
Dergelijke misdrijven veroorzaken niet alleen bij de slachtoffers (zoals [slachtoffer] ), maar ook binnen de samenleving in het algemeen gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent het feit verdachte daarom zwaar aan en is van oordeel dat verdachte met zijn gedrag duidelijk een grens heeft overschreden.
Over de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van zijn strafblad d.d. 31 augustus 2017, waaruit blijkt dat hij eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Verdachte heeft van deze eerdere veroordelingen kennelijk niet geleerd en deinst er niet voor terug om iemand met een wapen te benaderen en dit wapen daadwerkelijk te gebruiken. De rechtbank vindt dit gedrag onacceptabel en is dan ook van oordeel dat verdachte een forse straf moet worden opgelegd.
Uit het reclasseringsrapport van 5 september 2017, opgesteld door SVG Mondriaan, komt naar voren dat de reclassering het recidiverisico als hoog/gemiddeld inschat. Met name het middelengebruik en zijn impulsiviteit werken risico-verhogend op het moment dat verdachte in een conflictsituatie terecht komt. Eerdere hulpverleningstrajecten in een gedwongen kader zijn niet van de grond gekomen, omdat verdachte hier niet aan mee wenste te werken. Zowel verdachte als zijn partner en ouders hebben bij de reclassering aangegeven dat het ten tijde van het tenlastegelegde juist goed ging met verdachte. Verdachte heeft bij de reclassering verklaard een behandeling aan te willen gaan. Bij de reclassering bestaat inmiddels de indruk dat verdachte oprecht iets aan zijn problemen wil doen. De reclassering adviseert de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan algemene en bijzondere voorwaarden gekoppeld. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht, een verplichting tot het volgen van een GI-Leefstijltraining en een verplichte ambulante behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank sluit zich in het kader van de op te leggen straf en de mogelijkheden voor een voorwaardelijk strafdeel aan bij het advies van de reclassering. Ook de rechtbank heeft de indruk dat verdachte oprecht openstaat voor een behandeling en voornemens is zijn leven een positieve wending te geven. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heel strikt aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en ook geen alcohol of drugs heeft gebruikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opleggen van een behandelverplichting voor zowel verdachte als voor de maatschappij van groot belang is. De rechtbank ziet gelet daarop aanleiding om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval echter aanleiding af te wijken van de duur van de gevangenisstraf die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Aan deze proeftijd zullen algemene en bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals door de reclassering geadviseerd. Bij de oplegging van deze straf heeft de rechtbank in overweging genomen dat uit het rapport van de reclassering blijkt dat behandeling van verdachte reeds binnen detentie kan worden opgestart.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.354,90, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 554,90 en immateriële schade ter hoogte van
€ 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tot materiële schadevergoeding geen verweer gevoerd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag ter hoogte van € 1.500,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde materiële schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering ten aanzien van de materiële schade worden toegewezen, tot het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van
€ 554,90, onder vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2017. De rechtbank ziet aanleiding de vordering tot immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag ter hoogte van € 1.500,00, eveneens onder vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2017.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2017 tot de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte voor feit 1 primair tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waar de veroordeelde aan heeft te voldoen:
a. veroordeelde moet zich binnen drie dagen na zijn invrijheidstelling melden bij SVG Mondriaan Reclassering Limburg / Vincent van Gogh op het adres [adresgegevens]
. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI- Leefstijltraining, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
veroordeelde moet zich verplicht laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Vincent van Gogh of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op tot
  • bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. C.M. Nollen en
mr. I.C.A. Wilschut, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2017.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2017 te Heythuysen, in elk geval in de gemeente
Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer]
met een ploertendoder, in elk geval met een hard voorwerp, een of meermalen op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2017 te Heythuysen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet genoemde [slachtoffer] met een ploertendoder, in elk geval met een hard voorwerp, een of meermalen op/tegen het hoofd en/of een of meermalen tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 9 juli 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 110.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 13 mei 2017, pagina 11.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 14 mei 2017, pagina’s 16 tot en met 19.
4.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] d.d. 8 juli 2017, pagina 23.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 14 mei 2017, pagina’s 16 tot en met 19.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2017, pagina’s 9 en 10.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 13 mei 2017, pagina 12.
8.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] d.d. 8 juli 2017, pagina 23.
9.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 13 mei 2017, pagina’s 13 tot en met 15 en bijlage bij het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 14 mei 2017, pagina 20.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 mei 2017, pagina’s 35 en 36.
11.Proces-verbaal bevindingen met betrekking tot camerabeelden en foto-map d.d. 11 juni 2017, pagina 49.
12.DVD met camerabeelden, toegevoegd aan het procesdossier en bekeken ter terechtzitting d.d.