In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Direct Pay Services B.V. en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], die in hun hoedanigheid als ouders van de minderjarige [de minderjarige] werden aangesproken. Direct Pay vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van € 87,60, vermeerderd met wettelijke rente, in verband met een online aankoop van een Nintendo spel dat op naam van de minderjarige was gedaan. De gedaagden betwistten echter dat de minderjarige de koopovereenkomst had gesloten en dat het spel was ontvangen.
De procedure begon met dagvaardingen in mei 2017, waarbij [gedaagde sub 1] verstek heeft laten verlenen. [gedaagde sub 2] voerde verweer en stelde dat de minderjarige op het moment van de koopovereenkomst niet meer bij [gedaagde sub 1] woonde en dat zij geen gebruik maakte van het opgegeven e-mailadres. De kantonrechter oordeelde dat Direct Pay niet voldoende bewijs had geleverd dat de minderjarige de koopovereenkomst had gesloten of het spel had ontvangen. Er ontbrak een handtekening voor ontvangst en er was geen verklaring van de bezorger van PostNL over wie het spel had ontvangen.
De kantonrechter concludeerde dat de vordering van Direct Pay moest worden afgewezen, omdat de stellingen van Direct Pay niet konden worden bewezen. Tevens werd opgemerkt dat Bart Smit B.V. geen handtekening voor ontvangst had gevraagd, wat risico's met zich meebracht voor Direct Pay. Direct Pay werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 2].