In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en een gedaagde partij, die onder de werkingssfeer van de pensioenregeling valt. De stichting vorderde betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente van de gedaagde partij, die volgens de stichting verplicht was om pensioenpremies te betalen voor zijn werknemers. De procedure begon met een dagvaarding op 1 maart 2017, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet had betwist dat hij onder de pensioenregeling viel en dat hij verplicht was om de verschuldigde premies te betalen. De kantonrechter wees de vorderingen van de stichting toe, inclusief de gevorderde incassokosten en rente, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.