ECLI:NL:RBLIM:2017:9843

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
C/03/241124 / KG ZA 17-523
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing executie ontruimingsvonnis in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst en acute noodsituatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben eisers, bestaande uit [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], met als doel de executie van een ontruimingsvonnis te schorsen. Dit vonnis was eerder uitgesproken door de kantonrechter op 23 augustus 2017, waarbij de huurovereenkomst tussen [eiseres sub 1] en gedaagden was ontbonden. Eisers stelden dat de executie van dit vonnis zou leiden tot een acute noodsituatie, vooral voor [eiser sub 2], die psychische klachten had en zorg droeg voor zijn gehandicapte dochter. De eisers voerden aan dat er sprake was van een juridische en feitelijke misslag in het eerdere vonnis, omdat de kantonrechter buiten de rechtsstrijd tussen partijen was getreden.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een juridische of feitelijke misslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat [eiseres sub 1] in strijd had gehandeld met de huurovereenkomst door [eiser sub 2] zonder toestemming van gedaagden in de woning te laten verblijven. Bovendien was de door eisers geschetste noodsituatie niet het gevolg van nieuwe feiten die na het eerdere vonnis aan het licht waren gekomen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen en hen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 1.103,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J.F. Gerard op 2 oktober 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/241124 / KG ZA 17-523
Vonnis in kort geding van 2 oktober 2017
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers, hierna gezamenlijk: [eisers] c.s.,
advocaat mr. M.W.M. van Doorn,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] , en

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden, hierna: [gedaagden] c.s.,
advocaat mr. K. Horsch.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 29 september 2017,
  • de mondelinge behandeling van 2 oktober 2017,
  • de pleitnota van [eisers] c.s.,
  • de pleitnota van [gedaagden] c.s..
1.2.
Ten slotte is een verkort vonnis gewezen, dat in de middag van 2 oktober 2017 is verstrekt, onder de toezegging dat uiterlijk 14 dagen nadien een uitgewerkte versie daarvan aan partijen zou worden verstrekt.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis (zaaknummer 5438721 CV EXPL 16-9207) van de kantonrechter van deze rechtbank van 23 augustus 2017 is – voor zover hier relevant – de huurovereenkomst tussen [eiseres sub 1] als huurster en [gedaagden] c.s. als verhuurders betreffende de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] ontbonden en zijn [eisers] c.s. veroordeeld om de woning te verlaten en te ontruimen.
2.2.
[eisers] c.s. hebben van dat vonnis op 26 september 2017 hoger beroep ingesteld.
2.3.
De ontruiming van de woning is aangezegd tegen 5 oktober 2017.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. stellen dat het vonnis van de kantonrechter van 23 augustus 2017 berust op een feitelijke en/of juridische misslag en dat de executie daarvan zal leiden tot een acute noodsituatie.
3.2.
De juridische dan wel feitelijke misslag heeft volgens [eisers] c.s. daarin bestaan dat de kantonrechter buiten de rechtsstrijd tussen partijen is getreden. De inzet van [gedaagden] c.s. in de procedure was volgens [eisers] c.s. dat [eiser sub 2] zich de positie van onderhuurder wilde verschaffen, maar dat [gedaagden] c.s. daartoe geen toestemming hadden gegeven en daarom sprake was van een toerekenbare tekortkoming door [eiseres sub 1] , omdat zij heeft toegestaan dat [eiser sub 2] de woning bewoonde. Omdat de kantonrechter in haar vonnis tot de conclusie komt dat [eiser sub 2] niet als onderhuurder kan worden beschouwd, had dit volgens [eisers] c.s. tot de conclusie moeten leiden dat er aan [eiseres sub 1] geen tekortkoming in de nakoming kan worden verweten, namelijk het zonder toestemming onderverhuren van het gehuurde. In de rechtsoverwegingen 4.5 tot en met 4.7 van het omstreden vonnis, heeft de kantonrechter volgens [eisers] c.s. de feiten toegeredeneerd naar een tekortkoming in de nakoming van [eiseres sub 1] en is de kantonrechter daarmee verder gegaan dan in feite tussen partijen in geschil was en is deze daarmee getreden buiten de rechtsstrijd van partijen.
3.3.
De acute noodsituatie waartoe executie van het vonnis zal leiden, bestaat volgens [eisers] c.s. uit het volgende. [eiser sub 2] kampt volgens [eisers] c.s. met psychische klachten (zware depressies). Door de voorgenomen executie worden deze klachten zodanig versterkt dat sprake is van een acute medische noodtoestand. [eiser sub 2] heeft zich inmiddels met acute klachten tot psychische hulpverleners moeten wenden. Daarnaast stellen [eisers] c.s. dat [eiser sub 2] in weekenden de zorg heeft voor zijn gehandicapte dochter. Door de gedwongen ontruiming kan [eiser sub 2] die zorg niet meer op zich nemen.
3.4.
[eisers] c.s. stellen dat [eiseres sub 1] een groot belang heef bij het behoud van haar huurwoning. Haar verblijfs- en werkvergunning voor Zwitserland, waar zij werkzaam is, vervalt indien zij zich inschrijft op het adres van het gehuurde. Om een werkvergunning in Zwitserland te kunnen verkrijgen dient [eiseres sub 1] zich in te schrijven op een adres in Zwitserland. Indien [eiseres sub 1] werk in Nederland aanvaardt, verliest zij haar verblijfs- en werkvergunning in Zwitserland.
Daarnaast voert [eiseres sub 1] aan dat zij herstellende is van borstkanker en dat zij vreest dat opnieuw een tumor in haar borst is ontdekt. In het verleden heeft [eiseres sub 1] in het kader van het herstel volledig op [eiser sub 2] gesteund. Het verlies van de woonruimte zal een zeer stresserend invloed op [eiseres sub 1] hebben, omdat zij dan niet meer kan terugvallen op de hulp van haar broer vanuit een vertrouwde omgeving bij een behandeling in Nederland.
3.5.
[eisers] c.s. vorderen op grond van het vorenstaande dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] c.s. beveelt de executie van het vonnis van 23 augustus 2017 te schorsen, althans de daarbij uitgesproken en aangekondigde ontruiming te schorsen, althans te staken en gestaakt te houden, totdat in hoger beroep hierover zal zijn beslist, en [gedaagden] c.s. veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.6.
[gedaagden] c.s. voeren verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van een juridische of feitelijke misslag. Uit het oordeel dat [eiser sub 2] geen onderhuurder was van [eiseres sub 1] , terwijl vaststaat dat hij feitelijk in de woning verbleef zonder dat daarvoor de op grond van toestemming van artikel 12 van de huurovereenkomst vereiste toestemming van [gedaagden] c.s., volgt immers dat [eiseres sub 1] in strijd heeft gehandeld met dat artikel. [eiseres sub 1] heeft immers (een gedeelte van) het gehuurde in gebruik afgestaan aan [eiser sub 2] zonder toestemming van [gedaagden] c.s. De kantonrechter heeft dan ook terecht geoordeeld dat [eiseres sub 1] de uit artikel 12 van de huurovereenkomst voortvloeiende, op haar rustende, verbintenis niet is nagekomen.
4.3.
Het ontstaan van de door [eisers] c.s. geschetste noodsituatie is geen gevolg van na het omstreden vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die in het kader van de procedure die heeft geleid tot het omstreden vonnis niet naar voren gebracht hadden kunnen worden. Dat de ontruiming zou leiden tot een verergering van de psychische klachten van [eiser sub 2] was immers, gelet zijn medische voorgeschiedenis, niet onvoorzienbaar. Hetzelfde geldt voor het feit dat hij als gevolg van de ontruiming in de weekenden niet meer de zorg voor zijn gehandicapte dochter op zich zou kunnen nemen. Ten slotte is ook het feit dat de ontruiming er toe zal leiden dat [eiseres sub 1] niet meer kan steunen op de hulp van haar broer vanuit een vertrouwde omgeving, indien zou blijken dat zij opnieuw medisch zou moeten worden behandeld, geen nieuw feit waarmee rekening dient te worden gehouden. Deze feiten hadden dus alle naar voren gebracht kunnen worden in de procedure voor de kantonrechter.
4.4.
De voorzieningenrechter merkt ambtshalve op dat in het verkorte vonnis dat in de middag van 2 oktober 2017 aan partijen is verstrekt, abusievelijk niet een hoofdelijke proceskostenveroordeling van [eisers] c.s. is uitgesproken, zoals door [gedaagden] c.s. was gevorderd. Op de voet van artikel 31 Rv zal de voorzieningenrechter deze kennelijke fout ambtshalve herstellen.
4.5.
[eisers] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 287,00;
- salaris advocaat €
816,00;
Totaal € 1.103,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisers] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] c.s. tot op heden begroot op € 1.103,00;
5.3.
veroordeelt [eisers] c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT