ECLI:NL:RBLIM:2017:9804

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
6144086 CV EXPL 17-5882
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], had de huurovereenkomst met de huurder, aangeduid als [gedaagde], ontbonden op basis van artikel 7:231, lid 2, BW. De verhuurder stelde dat de huurder ernstig tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst. Echter, de kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van een situatie die de ontbinding rechtvaardigde. De kantonrechter baseerde deze conclusie op een eerder vonnis van de bestuursrechter, waarin was geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de woning van de huurder betrokken was bij de handel in drugs. Hierdoor was de ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder onterecht. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming af en veroordeelde de verhuurder in de proceskosten van de huurder, die op € 600,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het ontbinden van een huurovereenkomst en de zorgvuldigheid die verhuurders in acht moeten nemen bij dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6144086 \ CV EXPL 17-5882
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 10 oktober 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres eiser] ,
[woonplaats eiser] ,
gemachtigde mr. J.J.M.H. Stevens,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde] ,
[woonplaats gedaagde] ,
gemachtigde mr. W.J.F. Geertsen.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 21 september 2017 tussen partijen gewezen tussenvonnis;
  • de op 3 oktober 2017 ingekomen akte van [eiser] ;
  • de op 4 oktober 2017 ingekomen productie van [gedaagde] .
1.2.
Hierna is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Beide partijen hebben een kopie van het vonnis van de bestuursrechter als voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 september 2017 in de zaak tussen [gedaagde] en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen overgelegd. In dat vonnis heeft de voorzieningenrechter het primaire besluit, waarbij de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen heeft gelast tot sluiting van de woningen, bijgebouwen en het bijbehorende erf gelegen aan de adressen [adres gedaagde] , [adres eiser] en [adres 3] te [plaats] , voor de duur van 3 maanden met ingang van 15 augustus 2017, tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar geschorst. De voorzieningenrechter heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – overwogen dat hij voorshands onvoldoende aannemelijk acht dat de woning van [gedaagde] betrokken is geweest bij de handel in drugs.
2.2.
Dat betekent dat voorshands geoordeeld moet worden dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 7:231, lid 2, BW, en [eiser] ten onrechte op die grondslag de huurovereenkomst met ingang van 5 juli 2017 heeft ontbonden.
2.3.
[eiser] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat [gedaagde] geen onderhoudswerkzaamheden en/of herstelwerkzaamheden aan het gehuurde verrichtte, dat [gedaagde] met meerdere personen in het gehuurde verbleef en [gedaagde] weigerde om potentiële kopers tot de woning toegang te verlenen, maar [eiser] heeft die tegenover [gedaagde] gemaakte verwijten niet onderbouwd. Gesteld noch anderszins is gebleken welke concrete onderhoudswerkzaamheden en/of herstelwerkzaamheden [gedaagde] heeft nagelaten te verrichten, welke persoon of personen bij [gedaagde] zou of zouden inwonen en evenmin op welke dag/dagen [gedaagde] geweigerd zou hebben om potentiële kopers toegang tot de woning te verlenen. Er kan derhalve met grote mate van zekerheid worden aangenomen dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat geen sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst en dat een gevorderde ontbinding en ontruiming zal worden afgewezen.
2.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 600,00 ter zake van salaris voor de gemachtigde.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 600,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
Typ: FL
Coll.: