ECLI:NL:RBLIM:2017:9800

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
5984540 \ CV EXPL 17-4281
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan verdeling van een verzekeringspolis na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde de eisende partij, een gewezen echtgenoot, dat de gedaagde partij, eveneens een gewezen echtgenoot, zou worden veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis schriftelijk in te stemmen met de verdeling van een Allianz polis na hun echtscheiding. De rechtbank had eerder op 8 oktober 2014 de echtscheiding uitgesproken, en op 28 juli 2014 hadden partijen een echtscheidingsconvenant ondertekend waarin afspraken over de verdeling van hun financiële verplichtingen waren vastgelegd.

De eisende partij stelde dat de gedaagde partij in strijd met het convenant had gehandeld door niet mee te werken aan de verdeling van de polis, die in het convenant als een pensioenverzekering was aangemerkt. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan door de vereveningsformulieren in te vullen en terug te sturen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet had aangetoond dat hij bezwaren had tegen de verdeling van de polis en dat hij meerdere keren in de gelegenheid was gesteld om zijn medewerking te verlenen.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij toewijsbaar was en dat de gedaagde partij binnen zeven dagen na betekening van het vonnis moest instemmen met de verdeling van de polis, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5984540 \ CV EXPL 17-4281
Vonnis van de kantonrechter van 11 oktober 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. E.H.C.K. Reijans,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. C.C.J. van Pol.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gewezen echtgenoten. De rechtbank heeft de echtscheiding tussen partijen uitgesproken op 8 oktober 2014. Op 17 oktober 2014 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Op 28 juli 2014 hebben partijen een aantal afspraken vastgelegd in een echtscheidingsconvenant.
2.3.
In artikel 4.9 van het convenant is bepaald dat per 1 januari 2013 ieder van partijen de helft van de hypotheekrente in aftrek brengt. Ieder zal vanaf 1 januari 2013 de eigen aangifte doen en voor 2014 wordt niet gekozen voor het fiscaal partnerschap.
In artikel 6.1 is bepaald dat het belastingvoordeel 2013 voor wat betreft de echtelijke woning bij de man wordt geclaimd. Dit voordeel wordt bij helften tussen partijen verdeeld.
2.4.
[gedaagde partij] heeft over het jaar 2013 conform artikel 4.9 van het convenant de helft van de hypotheekrente in aftrek gebracht.
2.5.
In artikel 7.1 van het convenant staat het volgende vermeld:
“De man heeft vóór althans tijdens het huwelijk van partijen aanspraken opgebouwd op ouderdoms- en partnerpensioen opgebouwd:
(…)bij Allianz, Future verzekering (lijfrente) onder polisnummer 00120209 (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat en na vermindering van eis - [gedaagde partij] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis te doen blijken van zijn schriftelijke instemming met verdeling/splitsing van de Allianz polis nr. 00120209, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of deel van een dag dat [gedaagde partij] met vorenbedoelde schriftelijke instemming in gebreke zal blijven, met een maximum van
€ 5.000,00, en met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] was aanvankelijk de mening toegedaan dat [gedaagde partij] in strijd met artikel 6.1 van het convenant had verzuimd om de helft van het belastingvoordeel dat hij over 2013 had genoten, aan haar uit te keren. Zij had dit voordeel begroot op een bedrag van
€ 1.950,00. Nadat [gedaagde partij] bij conclusie van antwoord aangaf conform artikel 4.9 over 2013 slechts de helft van de hypotheekrente in aftrek te hebben gebracht, heeft [eisende partij] haar eis met genoemd bedrag verminderd.
4.2.
Resteert de vordering van [eisende partij] om [gedaagde partij] te veroordelen in te stemmen met verdeling/splitsing van de Allianz polis. Ter onderbouwing van haar vordering verwijst [eisende partij] naar artikel 7.1 van het echtscheidingsconvenant, een schrijven van Allianz van
15 februari 2016 en een e-mailbericht van de Summa Adviesgroep van 20 juni 2016.
Alhoewel [gedaagde partij] bekend is met zijn gehoudenheid mee te werken aan verdeling/splitsing van de polis, weigert hij dit, aldus [eisende partij] . Dit kan eenvoudig worden gerealiseerd door het medeondertekenen van het bij repliek overgelegde gezamenlijke verzoek aan Allianz.
4.3.
[gedaagde partij] is van mening dat artikel 7.1 waarnaar [eisende partij] verwijst ziet op de pensioenverevening. [gedaagde partij] heeft alle vereveningsformulieren ingevuld en aan de pensioenverzekeraar geretourneerd. Hij heeft dan ook aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit het convenant voldaan. De vordering van [eisende partij] is op een onjuiste rechtsgrond ingesteld. Bij dupliek voert [gedaagde partij] verder nog aan dat [eisende partij] zelf geen enkele actie heeft ondernomen naar aanleiding van het schrijven van Allianz van
15 februari 2016. Zij heeft [gedaagde partij] nooit een door haar ondertekend verzoek toegestuurd met de vraag dit eveneens te ondertekenen.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat de Allianz polis - een lijfrenteverzekering - in het echtscheidingsconvenant kennelijk ten onrechte is aangemerkt als pensioenverzekering.
Vast staat dat [gedaagde partij] de brief van Allianz d.d. 15 februari 2016, die gericht is aan [eisende partij] , niet heeft ontvangen. [gedaagde partij] heeft niet betwist dat hij het e-mailbericht van de Summa Adviesgroep van 20 juni 2016 wél heeft ontvangen. In deze mail wordt aan partijen duidelijk gemaakt dat zij een door hen beiden ondertekend verzoek moeten indienen bij Allianz zodat deze tot splitsing van de polis kan overgaan.
Bij brief van haar gemachtigde van 13 februari 2017 heeft [eisende partij] voor het eerst aan [gedaagde partij] verzocht om schriftelijk in te stemmen met splitsing van de polis. Bij brief van
27 februari 2017 reageert [gedaagde partij] inhoudelijk en geeft hij aan dat er eerst mediation dient te worden toegepast alvorens de gemachtigde van [eisende partij] bevoegd is verzoeken/sommaties te sturen. Het verzoek in te stemmen met splitsing wordt door de gemachtigde herhaald bij brief van 9 maart 2017. Vervolgens vindt er op 7 april 2017 nog mailcorrespondentie plaats en ten slotte reageert [gedaagde partij] bij brief van 11 april 2017. In deze brief geeft [gedaagde partij] onder meer aan dat hem ten onrechte wordt verweten dat hij niet meewerkt. Hij heeft nooit een door [eisende partij] ingevuld formulier ter medeondertekening ontvangen.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is uit het verweer van [gedaagde partij] niet gebleken dat hij bezwaren heeft tegen verdeling c.q. splitsing van de Allianz polis. Voorafgaand aan deze procedure is [gedaagde partij] een aantal malen in de gelegenheid gesteld om zijn medewerking aan splitsing van de polis te verlenen.
Nu hij dit niet heeft gedaan, heeft [eisende partij] naar het oordeel van de kantonrechter belang bij het instellen van de onderhavige vordering. De vordering van [eisende partij] is dan ook toewijsbaar. De kantonrechter acht geen termen aanwezig de gevorderde dwangsom achterwege te laten.
4.6.
In de omstandigheid dat partijen voormalige echtgenoten zijn, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis te doen blijken van zijn schriftelijke instemming met verdeling/splitsing van de Allianz polis
nr. 00120209, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of deel van een dag dat [gedaagde partij] met vorenbedoelde schriftelijke instemming in gebreke zal blijven, met een maximum van € 5.000,00,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: