Uitspraak
- de dagvaarding van 22 december 2016,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisende partij], h.o.d.n. [X], en [gedaagde partij], h.o.d.n. [Y]. De eisende partij vorderde onder andere betaling van een bedrag van € 30.163,22, alsmede erkenning van een arbeidsovereenkomst met de gedaagde partij voor de periode van 1 augustus 2013 tot april 2015. De eisende partij stelde dat hij als zelfstandige transportwerkzaamheden had verricht voor de gedaagde partij, maar dat hij ook in dienst was geweest in de genoemde periode. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisende partij betrekking hebben op twee aspecten: de zelfstandige werkzaamheden en de gestelde arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het gevorderde bedrag de bevoegdheid van de kantonrechter overschrijdt, maar dat de samenhang tussen de vorderingen voldoende is om deze gezamenlijk te behandelen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde arbeidsovereenkomst en dat de vorderingen op dat punt moeten worden afgewezen.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij met betrekking tot de arbeidsovereenkomst afgewezen en verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot betaling van het gevorderde bedrag. De zaak is verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Limburg, zittingslocatie Roermond, voor verdere behandeling. Partijen zijn erop gewezen dat zij in de vervolgprocedure alleen kunnen procederen bij advocaat.