6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Zuid-Limburg werd in mei 2013 opgeschrikt door het bericht dat een kist met kostbaar koningszilver en kostbare documenten uit een kluis bij de [naam bank] in Kerkrade was verdwenen. De stukken die getuigden van eeuwen geschiedenis van de schutterij, de [naam schutterij] , bleken op 31 mei 2013 spoorloos. Na een onderzoek door de [naam bank] en de politie moest de [naam bank] erkennen dat de kluisruimte leeggemaakt was en dat de kist met de kostbaarheden op 28 mei 2013 met reinigingsdienst [naam bedrijf] was meegegeven. De kist, die uiteraard niet had mogen worden meegegeven, was toch afgevoerd. De medewerkers die de kluisruimte moesten leegmaken hadden de kist nog opengebroken en het zilver voor de grap omgehangen, maar daarna hadden ze de inhoud van de kist als rommel van de carnavalsvereniging in de garage bij de af te voeren spullen gezet.
Een medewerker van [naam bedrijf] zei op de ophaaldag tegen een medewerker van de [naam bank] dat hij de spullen herkende als van de schutterij en hij vroeg nog “Zou je dat wel meegeven?”, maar de medewerker zei dat hij het mee moest nemen.
Zo kwamen de kostbaarheden van de schutterij bij [naam bedrijf] , waar [mededader] , de medeverdachte in deze zaak, belast was met het uitsorteren van binnengekomen goederen. In blauwe bakken werden de spullen van de [naam bank] , waaronder het koningszilver van de schutterij, aangevoerd. [mededader] zag dat hij iets bijzonders aangevoerd kreeg en hij zette de bak waarin het zilver zat apart, om het later eens goed te kunnen bekijken. Wat erbij was aan papieren gooide hij bij het oud papier, omdat het vuil was.
Op een rustiger moment riep hij [verdachte] erbij en ze bekeken samen de vondst. Ze hadden allebei wel in de gaten dat het iets bijzonders was en besloten de “ketting” mee te nemen en te proberen om hem te verkopen. De opbrengst zouden ze samen delen.
Hier gingen de beide verdachten flink in de fout: het was de medewerkers van [naam bedrijf] verboden om zich spullen toe te eigenen en mee naar huis te nemen. Verduistering in dienstbetrekking, heet dat dan.
Nadat de [naam bank] ontdekt had dat de kostbaarheden van de schutterij waren verdwenen, werd in allerijl [naam bedrijf] verwittigd in een poging om te redden wat te redden viel. Maar bij [naam bedrijf] was niets meer te vinden. Binnengekomen goederen worden direct gesorteerd en wat niet meer bruikbaar is, wordt in een grote pers vernietigd. Waarschijnlijk zou dat ook met de goederen van de schutterij gebeurd zijn, was de gedachte.
De medewerkers werden bij elkaar geroepen en hun werd medegedeeld dat, mocht iemand het zilver hebben gevonden, diegene dat moest zeggen. Er werd bij verteld hoe belangrijk en waardevol de spullen van de schutterij waren. In die dagen was er veel over te doen in het Limburgse nieuws. Foto’s werden getoond, een beloning werd uitgeloofd. De spullen mochten ook anoniem worden ingeleverd.
Hier gingen de beide verdachten opnieuw in de fout. Ze hielden hun mond en zeiden niet dat zij het zilver inmiddels in hun bezit hadden. De schutterij kreeg haar kostbaarheden niet terug. Wat bracht de verdachten daartoe? Angst om het werk te verliezen, maar ook het vooruitzicht op een flinke som geld zodra ze “de ketting”, het zilver, hadden kunnen verkopen.
De [naam schutterij] leek zich erbij te moeten neerleggen dat het koningszilver en de documenten voorgoed verloren waren gegaan. Een groot cultuurhistorisch verlies.
Tot het moment dat er weer beweging in de zaak kwam. Iemand meldde zich bij [naam bedrijf] met de mededeling dat [verdachte] hem foto’s van iets waardevols had laten zien en dat [verdachte] dat wilde verkopen. En [naam bedrijf] meldde dat weer bij de politie. Er werd een undercoveractie opgezet en zo werd [verdachte] in de val gelokt. Terwijl hij het geld dat hij van de undercoveragenten had gekregen zat te tellen, viel de politie zijn woning binnen en werd hij aangehouden. Het zilver, dat al die tijd onder de vogelren had gelegen, kon via de politie teruggegeven worden aan de [naam schutterij] . Een paar dagen later werd [mededader] aangehouden.
De [naam bank] heeft een grote fout gemaakt en daar is het allemaal mee begonnen. De beide verdachten hebben daarvan willen profiteren en zijn daardoor zelf in de fout gegaan. De raadsman heeft nog gezegd dat het maar goed is, dat dat zo is gebeurd omdat het zilver daardoor bewaard is gebleven. Maar dat volgt de rechtbank niet. Toen [mededader] het koningszilver ontdekte, had hij daarmee naar zijn leidinggevende moeten gaan in plaats van het voor zichzelf en [verdachte] apart te zetten en mee naar huis te nemen. Ook later hebben ze nog veel gelegenheid gekregen om zich te melden en het zilver terug te geven. Van die gelegenheid hebben ze geen gebruik gemaakt, als gezegd uit angst om het werk te verliezen maar ook om er veel geld aan te verdienen.
Verduistering is een ernstig strafbaar feit, zeker als dat in dienstbetrekking gebeurt. Goederen die door de werkgever aan de medewerker worden toevertrouwd, mogen niet door de medewerker worden meegenomen. Dat stond ook zo in de reglementen van [naam bedrijf] . De beide verdachten hebben het vertrouwen dat in hen gesteld was ernstig beschaamd.
De verduistering heeft voor beide verdachten grote gevolgen gehad. Ze hebben beiden hun baan verloren. Ze moeten beiden schadevergoeding aan [naam bedrijf] betalen, vanwege kosten die [naam bedrijf] voor het onderzoek heeft gemaakt. De verdachten zeggen van hun fouten te hebben geleerd en ze hebben hun spijt over de gang van zaken betuigd. Bovendien is de strafzaak tegen de verdachten om onduidelijke redenen heel erg lang op de plank blijven liggen voordat deze bij de rechtbank werd aangebracht. De rechtbank zal met deze omstandigheden rekening houden bij het bepalen van de strafmaat. De straf wordt daardoor lager.
Op zichzelf is de eis van de officier van justitie passend als straf voor wat gebeurd is. De rechtbank ziet echter niet meer het nut van een voorwaardelijke gevangenisstraf nu het meer dan drie jaar geleden is dat de verdachten het zilver verduisterden. Gewoonlijk dient zo’n voorwaardelijke gevangenisstraf om iemand ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. In de periode sinds de verduistering hebben de beide verdachten geen strafbare feiten meer gepleegd. De overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de zaak berecht zou moeten worden brengt mee dat de rechtbank die voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer zal opleggen. De verdachten zullen worden veroordeeld tot alleen de taakstraf die de officier van justitie heeft geëist: 150 uur werken en als dat niet gebeurt 75 dagen hechtenis. Bij de verdachte [verdachte] is ook nog een pepperspraybusje gevonden. Dat is een verboden wapen. De rechtbank ziet echter na al die tijd geen aanleiding meer om daar nog extra straf voor op te leggen.