Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verwerende partij in het verzoek,
Rechtbank Limburg
Op 9 oktober 2017 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin de Stichting Kinderopvang 't Rovertje verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werkneemster, die als peuterleidster werkzaam was. De Stichting stelde dat de werkneemster niet in staat was om samen te werken met collega's, wat leidde tot het verzoek om ontbinding op verschillende gronden zoals genoemd in het Burgerlijk Wetboek. De werkneemster heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake was van een voldragen ontslaggrond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor de stellingen van de Stichting en dat er geen functionerings- of beoordelingsgesprekken hadden plaatsgevonden waarin het disfunctioneren van de werkneemster aan de orde was gesteld. De kantonrechter concludeerde dat de Stichting niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van de Stichting werd afgewezen en de Stichting werd veroordeeld in de proceskosten van de werkneemster, die tot dat moment waren begroot op € 600,00.