ECLI:NL:RBLIM:2017:973
Rechtbank Limburg
- Wraking
- E.P. van Unen
- P. Hoekstra
- M.A. Teeuwissen
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter wegens vermeende vooringenomenheid in een strafzaak
Op 6 februari 2017 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg een verzoek tot wraking van mr. M.J.M. Goessen, strafrechter, afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoeker sub 1 en verzoekster sub 2, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.H. Römkens. De wraking was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de rechter, die zou zijn ontstaan door een opmerking die de rechter had gemaakt tijdens een eerdere zitting. De wrakingskamer ontving op 13 januari 2017 een verzoek tot wraking, maar de rechter had al eerder op 16 januari 2017 aangegeven niet in het verzoek te berusten en gehoord te willen worden. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2017, waar zowel de verzoekers als de rechter aanwezig waren.
De wrakingskamer beoordeelde eerst de ontvankelijkheid van het verzoek. Volgens artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering dient een verzoek tot wraking tijdig te worden ingediend, zodra de feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen, bekend zijn. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek te laat was ingediend, omdat de opmerking van de rechter die aanleiding gaf tot het verzoek al eerder was gemaakt tijdens een zitting op 2 november 2016. Verzoekers stelden echter dat zij pas bij de oproeping voor de behandeling van hun bezwaarschrift beseften dat dezelfde rechter de zaak zou voorzitten, en dat zij daarom tijdig hadden gewraakt.
De wrakingskamer oordeelde dat de opmerking van de rechter niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De opmerking viel onder de categorie van ongepaste bejegening, waarvoor een klacht bij de President van de rechtbank ingediend had moeten worden, en niet onder de wrakingsprocedure. Aangezien verzoekers geen andere feiten of omstandigheden hadden aangevoerd die de vrees voor vooringenomenheid konden onderbouwen, werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer op 6 februari 2017.