In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 januari 2017 een vonnis gewezen in een onteigeningsprocedure tussen de gemeente Beek en een gedaagde partij. De gemeente Beek heeft de onteigening aangevraagd voor een perceel grond, waarbij de waardering van het onteigende en de bodembestanddelen centraal stonden. De rechtbank heeft in haar vonnis de eliminatieregel als bedoeld in artikel 40c van de Onteigeningswet niet van toepassing verklaard, en heeft de waarde van de onteigende grond vastgesteld op € 22,00 per m², gebaseerd op de vergelijkingsmethode. De rechtbank heeft de deskundigen gevolgd in hun oordeel dat de door hen gehanteerde methode voor waardebepaling correct was en dat er voldoende vergelijkingsdata beschikbaar waren. De rechtbank heeft ook de waarde van onwinbare bodembestanddelen, in dit geval klei, beoordeeld en vastgesteld dat de gemeente een voordeel zou behalen van de winning van deze bodembestanddelen. De totale schadeloosstelling voor de gedaagde partij is vastgesteld op € 29.536,65, met een veroordeling van de gemeente tot betaling van aanvullende kosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft de kosten van juridische en andere deskundige bijstand toegewezen aan de gedaagde partij, evenals de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen.