Uitspraak
1.De procedure
2.Het geschil
€ 14.750,22 op uiterlijk 25 augustus 2016 te betalen.
- samengevat – dat de vordering ouder dan vijf jaar is en derhalve is verjaard.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde partij over een kredietovereenkomst. De eiser, ING Bank N.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die stelt dat de vordering is verjaard. De kredietovereenkomst werd op 5 mei 2006 gesloten, waarbij ING een krediet in rekening-courant verleende tot een limiet van € 10.000,00. ING heeft de overeenkomst op 20 juli 2011 opgezegd en een bedrag van € 10.666,05 opgeëist. De gedaagde partij heeft echter aangevoerd dat de vordering ouder is dan vijf jaar en derhalve is verjaard.
De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde partij beoordeeld en vastgesteld dat de verjaringstermijn is aangevangen in mei 2006, toen de gedaagde partij in gebreke was. ING heeft niet kunnen aantonen dat zij tijdig een stuitingshandeling heeft verricht, waardoor de vordering in mei 2011 is verjaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van ING moet worden afgewezen, en heeft ING veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 600,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter.